22825 |
slaghout bij het beugelen |
beugelplets:
beugelplètsj (Q020p Sittard),
blet:
Cfr. Mnl. blet.
blèt (L372p Maaseik),
klophout:
?
klopho:wt (L316p Kaulille),
palet (<fr.):
Van het fr. "palette". Vero.
palêt (Q193p Gronsveld),
plet:
plet (L288p Nederweert),
plets:
pletsj (Q021p Geleen, ...
Q020p Sittard),
Elders sjleeger genaamd.
pletsj (Q113p Heerlen),
schuiver:
1. Schuiver.
schuùver (L271p Venlo),
slager:
sjlaeger (L292p Heythuysen, ...
Q020p Sittard,
L331p Swalmen),
slaeg`r (L317p Bocholt, ...
L316p Kaulille),
slaeger (L423p Stokkem, ...
L271p Venlo,
L271p Venlo),
sleger (L288p Nederweert),
slēgir (L360p Bree),
slēgər (L424p Meeswijk),
slieëger (L289p Weert),
slèger (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
slééger (L265p Meijel),
sléégers (L265p Meijel),
slɛ.gər (L364p Meeuwen),
(fig.): [Met afbeelding].
sleeger (L318b Tungelroy),
[Vgl. pag. 115 sub beugele: Baansport. t Spel wordt gespeeld op een lemen vloer, rondom afgezet met planken zijschotten. In de vloer bevindt zich een halve ijzeren ring. Hier moet een houten bal van ± 20 cm doorsnee en meer als een kilo wegend, doorheen gespeeld worden. Dit gebeurt met de slaeger, een slagplank van ± 60 cm lengte.]
slaeger (L210p Venray),
Hae sloog mit de slaeger taenge de rènk, det gòlj neet.
slaeger (L381p Echt/Gebroek),
Iedere beugelaar speelt steeds met zijn eigen sjlaeger.
sjlaeger (L270p Tegelen),
Mit de puntj van de sjlaeger höfde hae de ból door de pórt.
sjlaeger (L329p Roermond),
Ook: zwengel.
sleger (L371a Geistingen),
Sub slag.
sleèger (Q013p Uikhoven),
Sub slieëger.
sleêger (L288p Nederweert, ...
L288a Ospel),
Vgl. Mnl. slegge of slei (houten emmer).
slèger (L360p Bree),
Zie foto no. 1 [tussen pag. 116-117].
sjláeger (L330p Herten (bij Roermond)),
slaghout:
sjlaaghout (L331p Swalmen),
slaog-hoot (Q164a Widooie),
zwengel:
Sub sleger.
zwengel (L371a Geistingen)
|
(Beugelsport): spits toelopend plankje met handgreep, waarmee de bal wordt gespeeld. || 2. Bep. plank om op de "bugelbaon"de ballen te slaan. || 2. Bij t beugelen. || 2. Slaghout (bij bep. balspelen). || 2. Slaghout bij beugelen. || [1.] Slaghout bij beugelspel. || [I.] Slaghout (gebruikt bij t beugelen). || [Slaghout bij het beugelen]. || Beugelplank, waarmede de bal gespeeld wordt. || Driehoekig plankje met handvat voor beugelspel. || Houten handschop bij het beugelspel. || Houten plak, o.a. bij het beugelspel. || Kolf, slaghout waarmee ze o.a. bij het beugelen de bal spelen. || Opslagplank, slaghout bij het beugelen. || Sjlaeger*: slaghout bij het beugelspel. || Slager gebruikt bij t beugelspel. || Slager, soort voorwerp gebruikt bij het beugelen (z. ald.), soort slaghout. || Slager: 2. (Beugelspel) houten handspaat waarmee de beugelbollen gedreven worden. || Slager: instrument bij het beugelen. || Slager: soort slaghout, gebruikt bij het sléégere "slageren", een jongensspel. || Slager: werktuig gebruikt bij het beugelspel om de bollen voort te duwen. [ZND m] || Slagers (mv.): houten slaanders bij het beugelspel. || Slaghout (bij beugelen). || Slaghout (bij beugelspel bv.). || Slaghout (spec. bij het beugelen). || Slaghout bij beugelen. || Slaghout bij beugelspel. || Slaghout bij het beugelen. || Slaghout, knuppel, bat bij het beugelen. || Slaghout. || Slagplank bij het beugelspel. || Sleger: Langwerpig, driehoeking plankje met handvat, gebruikt bij het kegelspel.
III-3-2
|