32235 |
sluif |
ang:
aŋ (Q083p Bilzen
[(werd alleen gebruikt ter versteviging van de trekschei: de kettingen werden er niet aan vastgemaakt)]
),
buis:
būs (L417p As, ...
L418p Niel-bij-As,
L416p Opglabbeek),
bǫws (Q072p Beverst, ...
Q071p Diepenbeek,
Q003p Genk,
Q001p Zonhoven),
hacht:
haxt (Q003p Genk),
hond:
hǫ.nt (L414p Houthalen
[(werd alleen gebruikt ter versteviging van de trekschei: de kettingen werden er niet aan vastgemaakt)]
)
|
Het om beide uiteinden van de trekschei bevestigde platte, rechthoekig gebogen ijzer waaraan de trekkettingen of trekstrengen worden vastgemaakt. Zie ook de lemmata ɛtrekscheiɛ en ɛuitstekende delen van de trekscheiɛ in wld I.13, pag. 42 - 43.' [JG, 1a]
II-12
|