31247 |
smidskolen |
cokes:
kǭks (L269p Blerick),
dikke kolen:
dekǝ kǫwlǝn (P176b Bevingen),
duitse vetkool:
dø̜jtsǝ vętkǭl (L299p Reuver),
gewassen brand:
gǝwasǝn brant (P176b Bevingen),
halfvette:
halǝf˲vętǝ (K353p Tessenderlo),
houille:
hǫjlǝ (P047p Loksbergen),
klotjes:
klø̜tšǝs (Q095p Maastricht),
kool:
kōl (Q071p Diepenbeek),
nootjes:
nȳǝtjǝs (Q116p Simpelveld),
nø̜tšǝs (Q108p Wijnandsrade),
nōtjǝs (L163p Ottersum, ...
L192a Siebengewald),
nootjes 2:
nø̜tšǝs twē̜j (Q099q Rothem),
nootjes 3:
nø̜tjǝs drīj (L299p Reuver),
smeedkolen:
smiǝkuǝlǝ (Q083p Bilzen),
smē.kwolǝ (Q162p Tongeren),
smējkōlǝ (L321p Neeritter, ...
L371p Ophoven),
smējkǭlǝ (L159a Middelaar, ...
L382p Montfort,
L163p Ottersum),
smē̜jkōlǝ (L216a Oostrum),
smɛjkōlǝ (Q095p Maastricht
[(vetkolen)]
),
šmejkō̜lǝ (Q111p Klimmen),
šmējkō̜lǝ (Q116p Simpelveld),
šmējkǫalǝ (Q113p Heerlen),
šmēkōlǝ (L291p Helden, ...
L290p Panningen,
Q097p Ulestraten),
šmēkǫalǝ (L432p Susteren),
šmęjkō̜lǝ (Q112z Ten Esschen),
šmęjkǫalǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
smeedsvetkolen:
smēts˲vɛtkōlǝ (L321p Neeritter),
smidshouille:
smeshǫjlǝ (P047p Loksbergen),
smidskolen:
šmetskōlǝ (Q108p Wijnandsrade),
smis(se)kolen:
smeskōlǝ (L192a Siebengewald),
smeskōǝlǝ (L423p Stokkem),
smeskǭlǝ (L217p Meerlo, ...
L213p Well),
smējskǭlǝ (L165p Heijen, ...
L213p Well),
vetkolen:
vę ̞tkō̜lǝ (L159a Middelaar),
vętkōlǝ (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
vętkū.lǝ (L289p Weert),
vętkǭlǝ (Q111p Klimmen, ...
L299p Reuver,
L271p Venlo),
vɛtkoalǝ (Q018p Geulle),
vɛtkōlǝ (Q108p Wijnandsrade),
vɛtkǫalǝ (Q113p Heerlen, ...
Q121p Kerkrade),
vetkool:
vę ̞tkō̜l (Q099q Rothem),
vętkǭl (L330p Herten),
vette antraciet:
vętǝ antrǝsetǝ (Q083p Bilzen
[(Kempische kolen)]
),
vɛtǝ antrǝset (Q086p Eigenbilzen),
vette kolen:
vętǝ kuǝlǝ (Q083p Bilzen),
vette smis(se)kolen:
vętǝ smeskǭwlǝ (P219p Jeuk
[(afkomstig van Ougreé-Marchaie)]
)
|
De kolen die door de smid voor het stoken van de smidsvuurhaard worden gebruikt. Het lemma bevat benamingen voor verschillende soorten steenkool. Onder vetkool verstaat men steenkool met twintig tot dertig procent vluchtige bestanddelen. Cokes ontstaan wanneer steenkolen in een cokesoven van hun vluchtige bestanddelen worden ontdaan. Zij worden onder meer bij het smelten van ijzererts gebruikt. De term nootjes is van toepassing op steenkool waarvan de afmeting varieert van 6 tot 120 mm doorsnede. Zie ook de lemmata "nootjeskool", antraciet", "industriekool" en "cokes" in Wld II.5, pag. 215 - 217. [N 33, 29a-b; N 64, 25a add.; monogr.]
II-11
|