32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
balkjes:
bɛlǝkškǝs (Q117a Waubach),
bindlat:
bēnjlat (Q009p Maasmechelen),
bindstekken:
bęnjstɛkǝ (L372p Maaseik),
dwarslegger:
dwɛslęgǝr (P048p Halen),
dwarsstekken:
dwarsštękǝn (Q019a Neerbeek),
gaffel:
gafǝl (Q018p Geulle, ...
Q077p Hoeselt,
P107a Rummen),
gāfǝl (Q071p Diepenbeek),
gritselvork:
gretselvø̄rǝk (Q078p Wellen),
gretselvęrǝk (P054p Spalbeek),
gritselvø̜̄rǝk (P222p Opheers),
kijlen:
kilǝ (L163a Milsbeek, ...
L163p Ottersum),
latjes:
lɛtjǝs (Q117a Waubach),
reeksvork:
rēǝks˲vø̜.rǝk (Q247p Sint-Martens-Voeren, ...
Q247a Sint-Pieters-Voeren),
rekevork:
rē̜kǝvē̜rǝk (Q004p Gelieren Bret),
rīǝkǝvorǝk (Q032a Puth),
repen:
rē̜pǝ (Q093p Rosmeer),
schei:
sxęi (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
schoren:
šōrǝ (Q119p Eygelshoven, ...
Q096c Neerharen),
spanhoutjes:
spanhø̜i̯tjǝs (L322p Haelen),
spanner:
spanǝr (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
L416p Opglabbeek),
spanspieën:
spanspei̯ǝ (L289p Weert),
spanstek:
spanstɛk (K361a Boekt Heikant, ...
K278p Lommel,
K361p Zolder),
spijlen:
špīlǝ (L291p Helden, ...
Q111p Klimmen),
stekken:
stɛkǝ (Q156p Borgloon),
steun:
stø̄n (L164p Gennep, ...
L326p Grathem,
P048p Halen,
L165p Heijen,
L382p Montfort,
L163p Ottersum),
štø̄n (L324p Baexem, ...
Q096p Bunde,
Q193p Gronsveld,
L384p Herkenbosch,
L270p Tegelen),
steunarm:
stø̜i̯nɛrǝm (Q156p Borgloon),
steunbalken:
stønbalǝkǝn (L426z Holtum),
steunhout:
stønhǫu̯t (P186p Gelinden, ...
P197p Heers),
steunhoutjes:
stø̄nhǭltjǝs (L268p Velden),
steunlat:
stø̄nlat (L282p Achel),
steunspalk:
štø̄nšpalǝk (Q113a Welten),
steunstekken:
stø̄nstękǝ (Q002b Kiewit),
steunstukken:
stø̄nstøkǝ (L295p Baarlo),
stijpjes:
štipkǝs (Q022p Munstergeleen),
stok:
stǫk (K358p Beringen),
stotertje:
stø̜i̯terkǝ (P176p Sint-Truiden),
streef:
strē̜f (L317p Bocholt, ...
L360p Bree),
strever:
strēver (K358p Beringen, ...
L369p Kinrooi,
K314p Kwaadmechelen,
L321p Neeritter),
strevertje:
strē̜vǝrkǝ (L420p Rotem),
trengel:
trɛŋǝl (K278p Lommel),
verbinder:
vǝrbenǝr (K357p Paal),
vergaffeling:
vǝrgafǝleŋ (P051p Lummen),
versterking:
vǝrstē̜rkeŋ (Q009p Maasmechelen),
vork:
vø̜rǝk (Q204a Mechelen, ...
Q209p Teuven,
Q078p Wellen),
vē̜rǝk (Q002p Hasselt, ...
P055p Kermt),
vǫrǝk (L332p Maasniel),
warsbalkjes:
wē̜ršbɛlǝkskǝs (L383p Melick),
warshoutjes:
wē̜rshø̜ltšǝs (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
zijstukken:
zęi̯stø̜kǝ (Q096d Smeermaas)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|