25918 |
stroopschep |
houten schoep:
hǫwtǝ šōp (L295p Baarlo),
houten schup:
hǫwtǝ šø̜p (L295p Baarlo),
houteren schoep:
hǫltǝrǝ šōp (Q020p Sittard),
houteren schup:
hǫltǝrǝ šø̜p (L295p Baarlo),
kromme plet:
krom plęt (Q253p Montzen),
pan:
pan (Q196a Banholt, ...
L379p Laak),
schepper:
šø̜pǝr (L318b Tungelroy),
schupje:
šøpkǝ (Q253p Montzen),
šø̜pkǝ (Q036p Nuth, ...
Q112z Tenessen),
sirooppan:
šruppan (Q196a Banholt),
siroopschup:
šrupšø̜p (Q032p Schinnen),
siroopschupje:
šrupšø̜pkǝ (Q196a Banholt),
zijpnatsschup:
zīpnātsšø̜p (L387p Posterholt)
|
De houten of koperen schep waarmee stroop uit de ketel kan worden geschept. Zie afb. 27. Daarnaast wordt de schep, zo blijkt uit de opgaven, ook gebruikt om de stroop te roeren, zeker wanneer hij een lange steel heeft. De "zijpnatsschup" uit L 387 was een houten schop als afb. 27 met een korte steel. De schop werd onder meer gebruikt voor ''t afwegen van stroop. [N 57, 30b; N 57, 30c]
II-2
|