29756 |
takkenbossen |
dennekrikken:
dę ̞nǝkrekǝ (L374p Thorn),
hitsels:
hę ̞tsǝls (P047p Loksbergen),
krikken:
krekǝ (L374p Thorn),
mutsemen:
miǝtsǝmǝ (Q083p Bilzen),
schansen:
šansǝ (L297p Belfeld, ...
L381p Echt,
L381p Echt,
Q111p Klimmen,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen),
šānsǝ (Q095p Maastricht),
wijpen:
wepǝ (L270p Tegelen)
|
Bossen dorre takken, tot een bundel bijeengebonden, waarmee de oven werd aangestoken. In Q 83 werd voor het aanmaken ook wel gekloven hout (geklu\v\n (h)ōt) gebruikt, onder meer acaciahout. [N 98, 124; monogr.] || Takkenbossen, meestal van brem, die dienden om het grondwater tegen te houden. [monogr.]
II-8
|