28322 |
trekhaak |
bandtrekker:
bānttrɛkǝr (K353p Tessenderlo),
haak:
(h)uǝk (Q083p Bilzen),
haal:
hiǝl (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, ... [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II]
Q000 Zie mijnen
[(Domaniale / Laura / Willem-Sophia / Oranje-Nassau II)]
[Wilhelmina]),
helphaak:
hø̜.lǝphōk (Q175p Riemst),
karhaak:
kārhǭk (Q172p Vroenhoven),
kɛ̄rhǫk (P197p Heers),
klauw:
klō (P047p Loksbergen),
kramp:
kramp (Q095p Maastricht
[(mv krɛm)]
),
krampijzer:
kramp˱īzǝr (Q099q Rothem),
stelthaak:
stɛ.lthōk (Q175p Riemst),
tang:
taŋ (Q005p Zutendaal),
trekhaak:
trekhǭk (L382p Montfort),
tre̜khǭk (L165p Heijen, ...
P219p Jeuk,
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L321p Neeritter,
L216a Oostrum),
trękhōk (Q175p Riemst),
trɛkhǭk (Q005p Zutendaal),
(mv)
trękhø̄.k (Q156p Borgloon),
trekijzer:
tre̜k˱īzǝr (L291p Helden, ...
L330p Herten,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
L192a Siebengewald,
L213p Well),
trekker:
tre̜kǝr (P176b Bevingen, ...
L382p Montfort),
trektang:
tre̜ktaŋ (Q111p Klimmen),
tre̜ktsaŋ (Q121p Kerkrade, ...
Q116p Simpelveld)
|
Haak in de berries waaraan de strengen bevestigd worden wanneer deze strengen geen gebogen ijzer hebben. [N 17, 25a; JG 1b] || Soort van tang die wordt gebruikt bij het aanbrengen van de verhitte wielband rond de velg van een karwiel. De trekhaak bestaat doorgaans uit een metalen staaf van ongeveer 2 meter lengte waarvan één uiteinde plat is uitgesmeed en een weinig is omgebogen. Boven het gebogen uiteinde is een beweegbare haak aangebracht. Zie ook afb. 213. Bij het aanbrengen van de wielband wordt het gebogen uiteinde van de haak tegen de velg geplaatst, waarna de wielband met behulp van de haak rond het wiel getrokken wordt. [N 33, 277] || Trekhaak aan de staaldraad van een lier. [monogr.]
I-13, II-11, II-5
|