e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vaste bloedmassa aderen: ǭrǝ (Heerlen, ... ), bloed: blut (Helchteren), bloedader: blōto.r (Gulpen), %%meervoud%%  blūtojǝrs (Ottersum), bloedklodders: bluklodǝrs (Meijel), bloedklonteren: blūtklǫntǝrǝ (Tongeren), bloedklonters: bloedklonters (Diepenbeek), blōtklontǝrs (Blerick), blōtkløjntǝrs (Buchten), blōtkløntǝrs (Tegelen), blōtklǫntǝrs (Opglabbeek), bloedkluit: bluwtklø̄t (Wellen), blūtklø̄t (Riksingen), bloedkoek: blukūk (Meijel), bloedkwallen: blutkwalǝ (Riemst), bloedspons: blōtšpons (Panningen), bloedvliezen: blutvlīzǝ (Helchteren), vlīzǝ (Helchteren), bloedzenuwen: blōtzɛnøwǝ (Heythuysen), broelingen: brøleŋǝ (Neerharen), dikke knoedelen: dekǝ knyjǝlǝ (Susteren), draad: drǭt (Gruitrode), %%meervoud%%  drø̜j (Neerpelt), fibrine: fǝrinǝ (Kaalheide), geronnen bloed: gǝronǝ blōt (Boekend, ... ), gestold bloed: gǝstolt blōt (Rotem), gǝstǫlt blut (Kuringen), gǝstǫlt blōwt (Vliermaal), gǝstǫlt blǫǝt (Lummen), gestolten bloed: gǝstǫltǝ blut (Rummen, ... ), klonter: kløntǝr (Neerpelt), klonter bloed: klontǝr blōt (Kaulille), klonteren: klontjǝrǝ (Kerkrade), klontǝrǝ (Beverst), klyntǝrǝn (Kotem), kløntǝrǝ (Rothem), klonters: klonjtǝrs (Neeritter), klonters (Alken), klontǝrs (Bilzen, ... ), kløntjǝrs (Tungelroy), kløntǝš (Sittard), klōntǝrs (Veldwezelt), klǫntǝrs (Geetbets, ... ), klot: klǫt (Mal), kluwentjes: klowkǝs (Diepenbeek), knabbelen: knabǝlǝ (Eijsden), knodden: knø̄ǝ (Mechelen), koek: kōk (Waubach), kringel: kreŋǝl (Beringen), kwabbel bloed: kwabǝl blōt (Herten), kwabbelen: kwabǝlǝn (Hoensbroek), net: nɛt (Leunen), netselachtig: nɛsɛlɛxtix (Berverlo), pruik: pryk (Maastricht), resem: ręjsǝm (Borgloon), slierten: slīrtǝ (Blerick), spons: spo.ns (Blerick), spons (Ammerzoden, ... ), špons (Helden), stijf bloed: stīf blōt (Heugem), stremmen: strømǝ (Mal), vemen: vē̜m (Oirsbeek, ... ), vęjǝm (Mesch), vezelen: vīzǝlǝn (Hoensbroek), vīǝzǝlǝ (Terwinselen), vezels: vēzǝls (Horst, ... ), zenuwen: zīnywǝ (Opitter), ziel: zīl (Maasmechelen) In het bloed zit de stof fibrine die het bloed doet stollen. Tijdens het kloppen van het bloed vormt deze stof een vaste, draderige massa om de vingers, het strootje of het houtje. [N 28, 18; monogr.] II-1