25354 |
vijl |
rijf:
rīf (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
ronde vijl:
runj vil (Q030p Schinveld),
vijl:
fīl (Q284p Eupen),
v ̇il (L424p Meeswijk, ...
L271p Venlo),
v ̇ęjl (Q193p Gronsveld, ...
Q005p Zutendaal),
v ̇īl (L330p Herten, ...
L329p Roermond),
vajl (Q162p Tongeren),
vi.l (L321p Neeritter, ...
Q099q Rothem),
vil (L191p Afferden, ...
L250p Arcen,
Q103p Berg / Terblijt,
Q121c Bleijerheide,
Q121c Bleijerheide,
L215p Blitterswijck,
L426p Buchten,
Q121a Chevremont,
Q207p Epen,
Q202p Eys,
Q202p Eys,
L164p Gennep,
L214a Geysteren,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q121d Haanrade,
L286p Hamont,
Q113p Heerlen,
L165p Heijen,
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121p Kerkrade,
L211p Leunen,
L248p Lottum,
Q204a Mechelen,
L217p Meerlo,
L265p Meijel,
L209p Merselo,
L245p Meterik,
L312p Neerpelt,
Q036p Nuth,
L216p Oirlo,
L163p Ottersum,
Q117b Rimburg,
Q118p Schaesberg,
Q116p Simpelveld,
Q116p Simpelveld,
Q121b Spekholzerheide,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L318b Tungelroy,
L210p Venray,
Q208p Vijlen,
L214p Wanssum,
L213p Well,
L215a Wellerlooi),
vājl (Q083p Bilzen),
vē̜jǝl (P047p Loksbergen),
vē̜l (Q002p Hasselt, ...
K278p Lommel,
K353p Tessenderlo),
vęjl (Q102p Amby, ...
P176b Bevingen,
Q096a Borgharen,
Q071p Diepenbeek,
Q071p Diepenbeek,
Q086p Eigenbilzen,
Q198p Eijsden,
Q105p Heer,
L414p Houthalen,
P219p Jeuk,
Q104a Limmel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L420p Rotem,
Q187p Sint Pieter,
L423p Stokkem,
Q091p Veldwezelt),
vī.l (Q020p Sittard),
vīl (L318d Altweert, ...
L318d Altweert,
L318e Altweerterheide,
L333p Asenray / Maalbroek,
L295p Baarlo,
L327p Beegden,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
Q103p Berg / Terblijt,
Q029p Bingelrade,
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L287p Boeket,
L287p Boeket,
L289h Boshoven,
L289h Boshoven,
L434a Broeksittard,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L323p Buggenum,
L431p Dieteren,
Q027p Doenrade,
L381p Echt,
L381p Echt,
L288c Eind,
L430p Einighausen,
Q021p Geleen,
L425p Grevenbicht / Papenhoven,
L249p Grubbenvorst,
L429p Guttecoven,
Q110p Heek,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
Q113p Heerlen,
L165p Heijen,
L291p Helden,
L291p Helden,
L330p Herten,
L325p Horn,
L320p Hunsel,
L289a Hushoven,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L318a Keent,
L298p Kessel,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
L379p Laak,
L288b Laar,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L289b Leuken,
Q016p Lutterade,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
Q204a Mechelen,
L217p Meerlo,
Q099p Meerssen,
Q196p Mheer,
L159a Middelaar,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
Q022p Munstergeleen,
L288p Nederweert,
L288p Nederweert,
L321p Neeritter,
L321p Neeritter,
Q117p Nieuwenhagen,
Q036p Nuth,
L427p Obbicht,
L380p Ohé,
Q033p Oirsbeek,
L216a Oostrum,
L371p Ophoven,
L288a Ospel,
L288a Ospel,
L163p Ottersum,
L290p Panningen,
L290p Panningen,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q030p Schinveld,
L266p Sevenum,
Q101a Sibbe / IJzeren,
L192a Siebengewald,
L385p Sint Odilienberg,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L318p Stramproy,
L432p Susteren,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L318c Swartbroek,
Q112z Ten Esschen,
L374p Thorn,
Q097p Ulestraten,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L386p Vlodrop,
L289p Weert,
L289p Weert,
L213p Well,
Q108p Wijnandsrade),
vɛjl (Q088p Lanaken),
vɛ̄ǝl (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden)
|
De vijl waarmee men de onderrand van de krabber scherp maakt. [N 28, 123] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen, inz. metalen. Naar de grofte van de vijlkap, het aantal groeven over een bepaalde lengte van het blad, worden vijlen onder meer met de volgende benamingen aangeduid: grove vijlen, bastaardvijlen, halfzoetvijlen, zoetvijlen en fijne zoetvijlen. Naar de vorm worden de volgende vijlen onderscheiden: platte vijlen, driekante vijlen, halfronde vijlen, ronde vijlen of rattenstaarten en mesvijlen. Zie ook deze lemmata. Volgens de respondent uit L 329 was het assortiment vijlen van de koperslager te vergelijken met dat van smeden en bankwerkers. Zo noemde hij zoetvijlen, half-bastaardvijlen, bastaardvijlen, raspen en ronde, halfronde, vierkante, driekantige en platte vijlen. Zie ook deze lemmata. [N 33, 84; N 64, 53a; N 66, 21a; monogr.] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-1, II-11, II-12
|