30163 |
voegmortel |
cementmortie:
sǝmeŋtmǫrti (Q198p Eijsden),
cementspijs:
sǝmɛntšpīs (Q098p Schimmert),
droge mortel:
drygǝ mǫrtǝl (Q012p Rekem),
fijne specie:
fīn špēsi (Q020p Sittard),
fijne spijs:
fīn špīs (Q111p Klimmen),
geradenat-spijs:
jrātnāsšpīs (Q121p Kerkrade
[(specie die iets vochtig is: wordt gebruikt om af te voegen en bij vloeren)]
),
kalkcementspijs:
kalǝksǝmentšpīs (Q099q Rothem),
mortel:
mǫrtǝl (L416p Opglabbeek),
mortie om in te voegen:
mǫrti om en tǝ vugǝ (Q180p Mal),
spijs:
špīs (Q203p Gulpen),
spijs om te voegen:
špīs˱ om tǝ vōgǝ (L373p Roosteren),
voegcement:
vȳxsǝmɛnt (P176b Bevingen),
voegmortel:
vuxmortǝl (Q003p Genk, ...
P057p Kuringen,
L364p Meeuwen,
Q001p Zonhoven),
vuxmø̜ʔǝl (K353p Tessenderlo),
vuxmǫrtǝl (L315p Kleine-Brogel, ...
K278p Lommel,
P051p Lummen,
P176p Sint-Truiden),
vōxmǫrtǝl (L360p Bree, ...
L316p Kaulille),
vūxmortǝl (K357p Paal),
voegmortie:
vuxmortī (Q071p Diepenbeek),
vuxmǫrti (Q083p Bilzen, ...
Q077p Hoeselt),
vȳxmǫrtī (P176p Sint-Truiden),
voegspecie:
vuxspēsi (L316p Kaulille, ...
L289b Leuken,
L209p Merselo,
L318b Tungelroy),
vōxspēsi (Q104a Limmel, ...
Q095p Maastricht,
L289p Weert),
vōxšpēsi (L297p Belfeld),
vūxspēsi (L210p Venray),
voegspijs:
vuxspēš (L265p Meijel),
vuxspęjs (L163p Ottersum),
vuxšpī.s (Q222p Vaals),
vōxspēs (Q198a Mesch),
vōxspīs (L269p Blerick, ...
L320a Ell,
Q018p Geulle,
L320c Haler,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
Q015p Stein,
L318b Tungelroy),
vōxšp ̇ęjs (Q193p Gronsveld),
vōxšpęjs (Q194p Rijckholt),
vōxšpī.s (L270p Tegelen),
vōxšpīs (Q019p Beek, ...
Q121c Bleijerheide,
L431p Dieteren,
Q113p Heerlen,
Q187a Heugem,
L292p Heythuysen,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q022p Munstergeleen,
Q197p Noorbeek,
Q035a Rumpen,
Q030p Schinveld,
L432p Susteren,
Q197a Terlinden,
Q097p Ulestraten,
Q117a Waubach),
vūxspīs (L210p Venray),
vǫwxšpēs (Q020p Sittard),
vǫwxšpīs (Q020p Sittard)
|
De mortel die wordt gebruikt bij het voegen van metselwerk. Voor voegwerk aan gevelmuren wordt doorgaans een zo schraal mogelijke specie gebruikt. Te vette voegspecie heeft tot gevolg dat deze na het drogen sterk gaat krimpen waardoor, vooral bij vorst, de voeg zal uitvallen. Om voegspecie te maken gebruikte men in P 176 'voegzavel' ('vuxzǭvǝl') of 'molzavel' ('mǫlzǭvǝl'), zand uit Mol. [N 30, 38e; monogr.; div.]
II-9
|