31278 |
volder |
dobbele zethamer:
dǫbǝlǝ zǫthāmǝr (Q108p Wijnandsrade),
halfronde chasse:
halǝfrǫn šas (P176b Bevingen),
malhamer:
malhāmǝr (L382p Montfort),
oortje:
ȳrkǝ (Q116p Simpelveld),
ronde chasse:
rǫnǝ šas (P213p Niel-Bij-Sint-Truiden),
ronder:
rønjǝr (L331p Swalmen),
rondingsmal:
røndeŋsmal (Q095p Maastricht),
rondzet:
roŋzɛts (Q116p Simpelveld),
rondzethamel:
rǫnt˲zęt(h)ǭmǝl (Q083p Bilzen),
volder:
vǫldǝr (Q113p Heerlen, ...
L291p Helden,
P219p Jeuk,
Q121p Kerkrade
[(boven- en ondervolder voor vormgeving)]
,
Q111p Klimmen
[(plat en rond)]
,
Q095p Maastricht,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q121b Spekholzerheide,
L432p Susteren,
Q108p Wijnandsrade),
vormhamel:
vęrǝm(h)ǭmǝl (Q083p Bilzen),
zethamer:
zęthāmǝr (Q099q Rothem, ...
L289p Weert)
|
Hamer met afgeronde baan die de smid gebruikt bij het rond omsmeden of "rond innemen" van kanten of uitstekende delen van een smeedstuk. Bij smeedwerk met behulp van de volder houdt de smid met zijn rechterhand de steel van dit werktuig vast en met zijn linkerhand de smeedtang met het werkstuk. De smidsknecht slaat vervolgens met de voorhamer op de bovenzijde van de volder. De volder wordt ook vaak gebruikt in combinatie met een ondervolder. De baan van dit werktuig heeft dezelfde vorm als de volder, maar is aan de onderzijde voorzien van een pin die in het aambeeldgat past. Zie ook afb. 38. [N 33, 80; monogr.]
II-11
|