29690 |
voormaler |
ketel:
kę ̞tǝl (P176p Sint-Truiden),
kleimolentje:
klęjmiǝlǝkǝ (Q083p Bilzen),
leemmolen:
lijǝmmø̜jlǝ (P047p Loksbergen),
liǝmmø̄̄lǝ (L163a Milsbeek),
lē̜.mmø̄̄lǝ (L381p Echt, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
L270p Tegelen),
lęjmmyǝlǝ (Q111p Klimmen),
menger:
meŋǝr (Q095p Maastricht, ...
L163a Milsbeek),
mę ̞ŋǝr (Q020p Sittard, ...
L210p Venray),
mengkuip:
meŋku.p (Q111p Klimmen),
meŋkȳp (L322a Nunhem),
mengmolen:
meŋmyǝlǝ (Q111p Klimmen),
molen:
mø̄̄lǝ (Q020p Sittard),
mø̜̜̄̄jlǝ (P047p Loksbergen),
totermolen:
tōtǝrmø̄̄lǝ (L381p Echt),
voormenger:
vȳrmę ̞ŋǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Maal- en mengkuip, waarin zich een as met armen bevindt die de klei snijdt en vervolgens in de richting van een opening drijft. Deze opening wordt doorgaans afgesloten door een schuif. De voormaler werd aanvankelijk zelfstandig gebruikt, later in combinatie met een steenpers. De drijfkracht werd vroeger geleverd door een paard of een stoommachine, later door een dieselmotor of elektriciteit. Volgens de invuller uit L 163a werd de klei met behulp van de leemmolen gemoediger (g\mujeg\r) en de kluiten (klyt\) werden kortgewreven (kǫrt˲g\vrēv\). [N 98, 88; N 98, 89; monogr.]
II-8
|