24668 |
vrucht van de taxus |
bes:
Veldens dialekt
bessen (L268p Velden),
gifappeltje:
ideosyncr.
gifeppelke (L386p Vlodrop),
honingpotje:
honingpötsje (Q095p Maastricht),
honingpötsjə (Q095p Maastricht),
snotbeer:
WLD
snòtbéérə (L271p Venlo),
snotbel:
snotbel (L382p Montfort),
snotbelle (P219p Jeuk),
snotbellen (L353p Eksel),
oude spellingsysteem
snobbel (L265p Meijel),
WBD/WLD
snòtbellə (L416p Opglabbeek),
WLD
schnŏ tbelle (Q098p Schimmert),
snotbes:
WLD
snotbes (L298a Kesseleik),
snotsbel:
Endepols
snotsbel (Q095p Maastricht),
Endepols (? - onduidelijk)
snótsbelle (Q095p Maastricht),
snotsneusje:
vrucht
snòtsnùisje (Q002p Hasselt),
snotterbel:
eigen spellingsysteem
snoterbel (L265p Meijel),
WBD/WLD
snoterbel (Q015p Stein),
WLD
snoterbél (L428p Born),
taxusbes:
IPA, omgesp.
taksəsbes (K314p Kwaadmechelen),
zaad van de taks:
zoad van den tax (Q015p Stein)
|
De taxus; heeft platte, kortgesteelde naalden, aan de bovenzijde zijn de naalden heel donkergroen; naalden en takken bevatten een vergiftige olie; paarden en vee sterven er snel aan; heeft opvallende bessen (ijf, venijnboom). [N 82 (1981)] || De vruchten van de taxus (snotpieke, snotbellen, snotbees). [N 82 (1981)] || taxusplantvrucht
III-4-3
|