26579 |
wegkappen |
afkloppen:
ǭfklǫpǝ (Q160a Haren),
afscherpen:
ǭfsxɛrǝpǝ (P119p Sint-Lambrechts-Herk),
ewegkappen:
ǝwexkapǝ (P176p Sint-Truiden),
hart geven:
hat ˲gɛ̄.vǝ (Q162p Tongeren),
hart uithalen:
hat ǫwthǭ.lǝ (Q180p Mal, ...
Q162p Tongeren),
kappen:
kapǝ (P195p Gutschoven, ...
Q160a Haren,
Q181p Sluizen),
krop uithalen:
krǫp u.thō.lǝ (Q095p Maastricht),
uithalen:
ǫwthō.lǝ (Q181p Sluizen),
vloeren:
vlūrǝ (L360p Bree, ...
L372p Maaseik,
L368p Neeroeteren,
L362p Opitter,
L361p Tongerlo),
vlűrǝ (L362p Opitter),
vorthouwen:
futhő̜wǝ (Q164p Heks),
vortkappen:
furtkapǝ (P177a Ordingen),
futkapǝ (P187p Berlingen),
vutkapǝ (P120p Alken),
wegkappen:
wɛxkapǝ (P187p Berlingen, ...
Q160p Bommershoven,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
Q188p Kanne,
Q088p Lanaken,
Q240p Lauw,
Q095p Maastricht,
Q162p Tongeren,
Q078p Wellen)
|
De te hoge delen van het maalvlak van een molensteen wegkappen. Woordtypen als hart geven (Q 162), hart uithalen (Q 162, Q 180) en krop uithalen (Q 95) duiden erop dat de te hoge delen in de buurt van het kropgat worden weggehaald. In dit geval spreekt men van een (te) rijke steen. Vgl. het lemma ɛrijkɛ.' [Jan 200; Coe 173; Grof 204]
II-3
|