e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilgensoorten belboom: belboom (Nuth/Aalbeek), belwijde: belwie (Valkenburg), belwīe (Valkenburg), (kelt.; beljo, boom)  belwie (Valkenburg), -  belwie (Heerlen), mv.: belwije  belwi (Heerlen), broekwijde: brōkwej (Meeswijk), waterwilg  brookwieje (Beegden), canadas: canadas (Ubachsberg), -  canadas (Nuth/Aalbeek), canadawijde: cn wij (Boorsem), -  canneda-wieje (Kessel), carliner: blauw, wit of zwart  carliner (Nuth/Aalbeek), daans: italiaanse populier  daensch (Nuth/Aalbeek), droefwijde: waai = wilg [Salix]  drüufwai (Tongeren), droeve wijde: waai = wilg  druuf waië (Tongeren), droevige wijde: (omgespeld)  dryvigə wāi (Vechmaal), fluitenhout: witte wilg  fluitenholt (Arcen), gele wijde: -  geal wieë (Puth), groene wijde: -  greun wieë (Puth), haagwijde: haagwiej (Vijlen), hangwijde: té heunkwij (Mechelen-Bovelingen), -  hangwie (Vaesrade), judasboom: judas-boum (Maastricht), katjeswilg: witte wilg  ketjeswilg (Arcen), klaterwijde: -  klatərwieë (Helden/Everlo), kruipwijde: -  kroepwie (Beek), kruipwilg: -  kroepwilg (Geulle), is mij wel bekend, maar de naam hoort men bij de bevolking niet  kruipwilg (Leuken, ... ), meiboom: eine meiboum (Elen), peppel: -  pappəl (Vaals), pootwijde: poat-wiej (Wijlre), rode wijde: roe-ə wiej (Wijlre), -  roai wiejə (Wessem), roei wieje (Heel), rooi wie (Klimmen), rooɛwieë (Nuth/Aalbeek), klompen  rooi wieje (Echt/Gebroek), rode wilg: rode wilg (Geleen), roodwijde: roëd’wieje (Tegelen), -  roadwieje (Linne), roeet-wieje (Baarlo), roeëdwie (Kelpen), roeəd-wieë (Helden/Everlo), roodwie (Leveroy), root wieje (Roermond), roëdwieje (Blerick), de uitspraak ròe houdt het midden tussen ruhe(duits) en roi (frans)  ròe wie (Schimmert), hout is rood als het nat is  roadwië (Maasbracht), schietwilg  roeëdwie (Kelpen), roodwilg: -  rotweelgə (Meterik), rotwilg (Lottum, ... ), rôtwilg (Sevenum), klompen  rotwilg (Lottum), roodwilg, wilg met enigszins rood hout is bij uitstek voor de klompenmakers  rotwilg (Wanssum), rot als ô van os uitspreken  rotwilg (Arcen), schietwijde: -  scheetwilg (Blerick), sjeetwiëë (Maasbracht), schietwilg: -  schietwilog (Holtum), sjeetwiljê (Maasbracht), smik: eigen spellingsysteem additie bij vraag 19 e.v. = zweep. / witcheboum = treurwilg. Als deze gesnoeid werden waren we er als jongens als de kippen bij om hiervan de lange takken te pakken te krijgen, deze deden dan diens als "sjmik"(zweep) om de meisjes om de benen te slaan, die al gillend wegliepen als ze ons ermee zagen komen.  sjmik (Geleen), snoetse: kruipwilg  sjnoewtse (Beegden), sprokwijde: stok breekt over  sjprokwie (Nieuwstadt), stamwijde: -  sjtamwie (Beek), tamme wijde: toam waai (Berg, ... ), tenen: -  tein (Lottum), teinen (Arcen), tijn (Blerick), waterwilg  tijn (Sevenum), treurs: -  treursch (Elsloo), treurwijde: treur-wiej (Ulestraten), treurwei (Vliermaalroot), treurwie (Kessenich, ... ), troe:rwie (Eys, ... ), troerwi (Heerlen), troerwiej (Vijlen), troer’wie (Bleijerheide, ... ), (omgespeld)  trūrwij (Raeren), trøͅrweͅi̯ (Vechmaal), -  trauərwiejə (Vaals), treur wieë (Puth), treurwie (Berg-en-Terblijt, ... ), treurwiej (Holtum), treurwiejə (Wessem), treurwilg  troer wieë (Nuth/Aalbeek), troerwie (Brunssum), treurwilg: treuerwilg (Wijer), treurwilg (Hasselt, ... ), treurwillëg (Hoeselt), treurwèllege mv (Maastricht), troerwilg (Brunssum), trèrwileg (Bree), (omgespeld)  trēͅrweləx (Meeuwen), trø̄rwilx (Kuringen), trø͂ͅyrwiləg (Sint-Truiden), ⁄trø̄rweləx (Sint-Truiden), -  treurwilg (Arcen, ... ), [Salix babylonica]  treurwïl"g (Tongeren), vitsenboom: eigen spellingsysteem additie bij vraag 19 e.v. = treurwilg. Als deze gesnoeid werden waren we er als jongens als de kippen bij om hiervan de lange takken te pakken te krijgen, deze deden dan dienst als "sjmik"(zweep) om de meisjes om de benen te slaan, die al gillend wegliepen als ze ons ermee zagen komen.  witcheboum (Geleen), vuilboom: voelboom (Nuth/Aalbeek), vuilwijde: -  voe:lwiejə (Putbroek), watervits: -  watərwitsə (Wessem), waterwijde: watterwiej (Vijlen), wesserwei (Vliermaalroot), -  wa:terwie (Brunssum), waatərwie (Berg-en-Terblijt), wasserwiej (Kerkrade), waterwieë (Maasbracht), waterwilg: waterwilg (Dilsen, ... ), -  waterwilg (Geleen), witwijde: kruipwilg  witwie (Kelpen), worf: wurf (Zonhoven), wörref (Zonhoven), worvenstruik: wörrevestróó.k (Zonhoven), zaalwijde: zaal-wiej (Ulestraten, ... ), zaalwiej (Banholt, ... ), zaalwiej s.f. (Banholt, ... ), -  saalwiejə (Vaals, ... ), zaalwie (Berg-en-Terblijt), zaalwiej (Voerendaal), katjes zijn groener en dikker  zaoëlwej (Gronsveld), salix cinerea (ohgd. salaha; mhgd. sahle), tautologie van saal = wilg en weide = wilg  zaalwie (Valkenburg), waaraan het eerst katjes komen  zaalwieë (Nuth/Aalbeek), waterwilg  zaa:l-wiej (Mheer), zie WNT, zaal waterwilg  zaalwiej (Born), zn.  zaalwie (Valkenburg), zaalwilg: rode wilg  zaalwilg (Geleen) de wilg [Lk 6 (1953)] || droevige wei [Lk 6 (1953)] || grauwe wilgheester || hoge wilg || hoogstammige rode wilg || hoogstammige wilg [DC 13 (1945)] || hoogstammige, rode wilg || namen voor verschillende soorten wilgen [Lk 6 (1953)] || neerhangende takken [Lk 6 (1953)] || roodwilg || tamme wilg, die men vooral vindt langs de weiden en beken [Lk 6 (1953)] || treurwilg [Lk 6 (1953)], [N 82 (1981)], [ZND m] || wilg [N 38 (1971)], [ZND 14 (1926)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilg, soort || wilgeboom || wilgensoorten [DC 28 (1956)] || wilgenstruik III-4-3