e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen bijenkorf: Muts met kant in vorm van honingraten.  beͅiəkorf (Beringen), bovenmuts: baovemöts (Nunhem), brabantse muts: informant: term is van elders  broabentjse mötse (Tungelroy), capeline (fr.): kápəlin (Hechtel), froezelmuts: frizəlmøts (Hasselt), froehzelmuts (Meijel), froezelmuts (Horst), froezelmutsj (Waubach), fruzəlməts (Mechelen-aan-de-Maas), frullenmuts: frøləmuts (Borlo), frøləmøts (Leopoldsburg), frulletjesmuts: fryləkəsmuts (Borgloon), frøͅləkəsmøͅts (Lummen), frulmuts: frolmøͅts (Beringen), frølmuts (Borlo, ... ), frutseltjesmuts: frutselkesmuts (Eksel), gekroezelde muts: gəkruzəldə moͅəts (Kermt), goede, de -: Wit; Gedragen door de boer en boerin; Bij het ter kerke gaan; Toör witte kant met witte en lichtrose bloemetjes.  de gōōije (Sevenum), kanten muts: ka:ntə mu:ts (Wintershoven), kante möts (Bree), kantə meͅts (Rosmeer), kantə moͅts (Diepenbeek), kantə møts (Lommel), kantəmets (Genk), kaontəmøͅts (Rotem), kāntə møtš (Teuven), ka͂nte muts (Schimmert), benaming voor iedere versierde muts, `s zondags gedragen  kantə møͅts (Romershoven), de algemene benaming `muts` geldt voor alle soorten mutsen in ons dialect. Van verschillende materialen: de stof werd voor het woord `muts` gezet.  ka.ntə muts (Opheers), informant: kant=goed waar de geplooide krans van werd gemaakt  kantje möts (Maasbracht), kanten mutsje: kàntə mutskə (Hechtel), kantje: kantje (Swalmen), kapmuts: kapmuts (Kwaadmechelen), kaproen: kapruin (Kwaadmechelen), kermismuts: voor grotere gelegenheden gedragen; kermis was gemeen woord voor feest  keͅrəməsməts (Vliermaal), knipmuts: knipmuts (Oirlo), kornet (<fr.): kərneͅt (Brustem, ... ), kroezel: kruzəl (Halen), kroezelmuts: kroezelmoats (Rummen (WBD)), kroezelmoets (Mal), kroezelmuts (Schimmert), kroezelmöts (Grathem), kroezelmötsj (Munstergeleen), kru.zəlmøͅts (Zichen-Zussen-Bolder), krusəlmeͅts (Eigenbilzen), kruzəlmuts (Val-Meer), krullenmuts: krollemutsj (Hoensbroek), krulmuts: krolmuts (Neerpelt), krolmutsj (Waubach), krōͅəlmøts (Lommel), kroͅlmuts(kə) (Bocholt), kroͅlmøts (Hasselt), kroͅlməts (Bree), krulmöts (Stevensweert), krölmöts (Eisden), moedertjesmuts: Oude-moederkesmuts: dit was de algemene benaming voor mutsen, gedragen door oudere vrouwen. Voor alle vrouwenmutsen vaan de bijgevoegde afbeeldingen zou men dus de benaming "oude-moederkesmuts"kunnen gebruiken.  ā mudərkəsmøͅts (Beverlo), muts: muts (Meijel, ... ), mutz (Opheers), mótsj (Susteren), mutsje: meͅtskə (Opglabbeek), ondermuts: óngermŭts (Egchel), patsje: pètske [petškə} (Neerharen), pijpjesmuts: De informant geeft aan dit nooit bij hen gedragen werd, [pijpjesmuts?].  / (Beringen), pof: [sic]  enne pof (Horst), poffer: poeffer (Blerick), pufər (Hoeselt), póffer (Meijel, ... ), pôôfer (Neeritter), poffermuts: poeffermöts (Herten (bij Roermond)), poffermúts (Ittervoort), poͅfəRmuits (Tongeren), pôffermuts (Oirlo), pofmuts: ? <soms> [pufmuts} (Grote-Spouwen), poͅfmuts (Spalbeek), pufmyts (Zelem), poldermuts: poldermöts (Weert), slaapmuts: slopmŭts (Herk-de-Stad), slopmøts (Mechelen-aan-de-Maas), slopməts (Rekem), toer: toer (Hout-Blerick, ... ), veghelse muts?: ? Verwijzing naar Noord-Brabantse plaatsnaam Veghel (L 180), ong. 40 km.  veͅxəlsə møts (Achel), witte muts: witte muts (Beverlo) 1) kroon of krans van kunstbloemetjes, kralen, geplooide tule enz. die op de witte kanten muts wordt bevestigd || 2) grote witte muts waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen || muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)] || muts, witte ~; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || Welke mutsen maakte u? [N 61 (1973)] III-1-3