e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagsziekte beslag: bǝslāx (Echt  [(kreupelheid in het kruis of lendenlamheid)]  , ... ), bǝšlāx (Baarlo), bevangen: bǝvaŋǝ (Baexem  [(de achterpoten zijn stijf)]  , ... ), bevangenheid: bevangenheid (Broekhuizenvorst), bloedkrankte: blōtkrē̜ŋdǝ (Gronsveld), kruisbeslag: krȳsbǝslāx (Sevenum), kruisslag: krȳslax (Sittard), krȳtslāx (Blerick, ... ), krȳtšlāx (Helden), maandag(s)krankte: mǭndexkręŋdǝ (Hoensbroek), mǭndexkręŋtǝ (Ubachsberg), mǭnjdexskręŋdǝ (Urmond), maandag(s)ziekte: maandag(s)ziekte (Echt), muǝndǝxzeqdǝ (Diepenbeek), mǭi̯ndē̜xzēkdǝ (Bocholt), mǭndexsziktǝ (Meijel), mǭndjexszēkdjǝ (Baexem), mǭndjexzēkdjǝ (Nederweert), mǭndjǝxzēkdjǝ (Maxet), mǭndā.xsziqdǝ (Hasselt), mǭndǝxziktǝ (Hamont), mǭndǝxzēktǝ (Kessel), mǭndǝx˲zēktǝ (Meeswijk), mǭntjexsziktǝ (Swalmen), overvoerd: ǫvǝrvūrt (Ottersum  [(tijdens de rustperiode overvoederd)]  ), vervangen: vǝrvaŋǝ (Herten, ... ), zondag(s)ziekte: sonǝszekdǝ (Panningen), sonǝx˲ziktǝ (Achel), sǫnǝxsiktǝ (Neerpelt), zondag(s)ziekte (Haelen, ... ), zondǝxziktǝ (Smeermaas), zondǭx˲ziktǝ (Tongeren), zonē̜xszēkdǝ (Bocholt), zōndāxsziktǝ (Velden), zǫndex˲zeqdǝ (Genk), zondagkrank: zondexkraŋk (Tegelen), zondagskrank: zondexskraŋk (Heerlerheide), zōndāxskrāŋk (Mechelen), zondagskrankte: zondǝskręŋdǝ (Klimmen), zǫndaxskręŋkdǝ (Maastricht) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9