24855 |
zwaluwtong |
boekweit:
WLD
bookent (L331p Swalmen),
boekweitswinde:
boqǝswenj (L291p Helden),
boekweitwinde:
WLD
bokeswinj (L292p Heythuysen),
WLD vroeger een veel voorkomend onkruid op zandgrond
bugəswenj (L265p Meijel),
zie WLD.I,4, p.15
boggeswinj (L291p Helden/Everlo),
draai:
WBD
drej (L266p Sevenum),
WLD; Heukels 73
drei-j (L266p Sevenum),
hagenrank:
(bij afbeelding 55)
haagerank (Q208p Vijlen),
wikke:
eigen spelling
wikke (L386p Vlodrop),
wilde boekweit:
weljǝ bǫkǝt (L387p Posterholt),
welǝ bogǝt (Q003p Genk),
welǝ bugǝt (L416p Opglabbeek),
wilde boekend (L216p Oirlo),
wildje bokkentj (L318b Tungelroy),
wilje bookendj (L331p Swalmen),
wille bookwèt (Q098p Schimmert),
-
wilje bòkket (L387p Posterholt),
Bree Wb.
wildzje bògkendsj (L360p Bree),
eigen spellinsysteem hoekig zaad / lastig onkruid
wilde boekend (L265p Meijel),
idiosyncr.
wilde boekend (Q020p Sittard),
wilje bookendj (L374p Thorn),
sic. HB. MOET VAST BOGET ZIJN.
wille boget (Q003p Genk),
WLD
wilde bookenjd (L371p Ophoven),
wilde-boekend (Q098p Schimmert),
wilje bookendj (L382p Montfort),
wille bòòket (Q196p Mheer),
wilde bonen:
wilde-bonen (P219p Jeuk),
WLD
wilboeëne (L300p Beesel),
wilde bonenranken:
wilde-boonranken (P219p Jeuk),
wilde boontjes:
WLD
wildeboontjes (Q015p Stein),
winde:
węi̯nj (L372p Maaseik),
-
weinj (L372p Maaseik),
winj (L382p Montfort),
zaadwinde:
-
ɛsotɛweing (Q071p Diepenbeek),
zwalbentong:
(bij afbeelding 55)
sjwelbe tong (Q208p Vijlen),
zwalbertong:
sjwĕlber tong (Q208p Vijlen),
zwaluwtong:
geen aparte naam
zwaluwtong (Q103p Berg-en-Terblijt),
zelfde
zwaluwtong (L381p Echt/Gebroek),
zwalventong:
-
zwelvetong (L318b Tungelroy)
|
Polygonum convolvulus L. Een zeer algemeen voorkomende slingerplant op bouwland en in wegbermen met groenachtig witte bloempjes in trosjes, die bloeien van juli tot de herfst, en met een meer dan één meter lange dunne windende stengel met pijlvormige bladeren zoals de haag- en akkerwinde. || zwaluwtong [DC 17 (1949)], [DC 60a (1985)] || Zwaluwtong (polygonum convolvulus). Tot meer dan 1 m lange klimplant; de stengels zijn windend, dun en ruw; de bladeren zijn pijlvormig en driehoekig; de bloemen groeien in trosjes in de bladoksels, het bloemdek is driekantig met een smalgevleugelde slip; [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|