22711 |
naketsen |
verschillende knikkerspelen: nagooien:
naokĕtse (L296p Steyl),
De eerste speler gooide een stenen sjtuiter of ijzeren bumke op een bepaalde afstand, en gaf zijn tegenspeler de kans, om deze vanaf een door hem aangewezen plaats met een andere sjtuiter of bumke te raken. Lukte dit, dan had de laatste een vooraf vastgesteld aantal knikkers gewonnen. Behalve om knikkers werd dit spel vaak ook, vooral door kleine kinderen, om griffelkes, bontgekleurde sjerfkes, gekleurde bonen of moetjes (zie aldaar) gespeeld.
naokètse (L270p Tegelen),
hetzelfde als naosjmiete
naoketse (L270p Tegelen),
Sub naodrölle. De bedoeling was, al voortwandelend de knikker van de tegenspeler al rollend of werpend te raken, of er zo dicht bij te komen, dat je de knikkers kon "spanne"(z. ald.).
nāōketse (L217p Meerlo, ...
L214p Wanssum),
Zie: kinderspelen.
nao-ketse (L270p Tegelen)
III-3-2
|
|