id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
19303 | ollig zijn | bezig zijn: zien olleg (Genoelselderen), zin ollich (Sint-Huibrechts-Hern), zin ollig met (Beverst, ... ), cf. Schuermans p. 430 s.v. "oolijk"= ledig, lui ollig zijn (Bilzen), cf. Schuermans p. 430 s.v. "oolijk"= ledig, lui (insjouwen). ps. is niet goed te lezen?! ollig zieə (Vlijtingen) III-1-4 |