id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
18250 | slatje | das, sjaal: syn. zie flaar. sledsje (Diepenbeek), z.o. zakdoek. sletsje (Hasselt), hoofddoek: slęi̯tjǝn (Zonhoven), slętjǝ (Diepenbeek), slętšǝ (Guigoven, ... ), [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed. sleͅtšə (Hasselt, ... ), omslagdoek onder mantel of jak: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed. sletšə (Romershoven) I-4, III-1-3 |