19352 |
sneppenig |
bits:
vgl. Niel-bij-Sint-Truiden Wl. (pag. II.321): snep, bitsige vrouw. WNT snappen, spreken, op onvriendelijke toon spreken.
ek es nogal sneppenig (P214p Montenaken),
vgl. Niel-bij-Sint-Truiden Wl. (pag. II.321): snep, bitsige vrouw. WNT snappen, spreken, op onvriendelijke toon spreken. Zie echter ook WNT: snippen, afl. snippig, snijdens, scherp, verouderd, verg. snibbig. vgl. Sint-Truiden Wb. (pag. 215): snèppig, bitsig.
ek es nogal sneppenig (P214p Montenaken)
III-1-4, III-3-1
|
|