id | Trefwoord | Begrip: dialectopgave (plaats) | Toelichting |
---|---|---|---|
19102 | te goed | goedheid: ook materiaal znd 24, 20 dat is veilst te goed (Vlijtingen), da’s te guut (Rosmeer), gə zijt veul te goed (Hechtel), ich bés vél te gut (Rosmeer), te gōt (Neerglabbeek), tee goet zin (Stevoort), veul te goewd (Achel), viel te goejd (Hasselt), vèl te goot (Niel-bij-As), ook materiaal znd 24, 20 goedheid wordt omschreven gə zit tə gūt (Hamont), goedzak: te goed (Tienray) III-1-4 |