18881 |
fikfakken |
liefkozen:
fikfakken (L353p Eksel, ...
K317p Leopoldsburg,
L371p Ophoven),
fikvàkə (P047p Loksbergen),
prutsen:
fikfakken (L282p Achel),
mar.: niet in deze betekenis gevonden
fikfákke (Q001p Zonhoven),
uit Hgd. fickfacken
fikfakken (L286p Hamont),
ravotten:
fikfakke (P047p Loksbergen),
Kil. fickfacken. Onomatopoëtische vorming bij fikken (mnl. vicken), slaan, treffen.
fekfa?ən (K278p Lommel),
NB stoeierij: gefikfak.
fikfakke (K318p Beverlo),
Vgl. Du. fikfacken, slinkse streken uithalen, met als oorspr. betekenis snel heen en weer bewegen.
fikfákke (K361p Zolder),
Z. ook o. *tettelen, (2).
fikfákke (Q001p Zonhoven),
vleien:
fikfakke (L372p Maaseik)
III-1-4, III-3-1, III-3-2
|
|