19362 |
neuzelaar |
treuzelaar:
neuzeleer (Q095a Caberg, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
neuzeleir (Q102p Amby),
nuzzeler (Q117a Waubach),
wat n neuizelèr (Q188p Kanne),
wat ənən neuzeleir (Q088p Lanaken),
cf. WNT IX, kol. 1911 ev. s.v. "neutelen - daarnaast ook neuteren"(= zich met beuzelingen ophouden, leuteren, zeuren, talmen). Afl. neutelaar. Gew. "neutelig"(= knorrig, slechtgehumeurd)
neutselaer (Q020p Sittard),
cf.Schuermans s.v. "nozelen"= hetzelfde als "neuzelen"; cf. Schuermans s.v. "neuzelen"= hetz. als neutelen: d.i. langzaam zijn, dralen, talmen
nozelee:r (L329p Roermond)
III-1-4
|
|