18958 |
venijn |
gemene vrouw:
t es e feruein (Q083p Bilzen),
t es e vernēn (P186p Gelinden),
t es ə vənên (Q167p Koninksem),
t is e venijn (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
t is e venèn (Q078p Wellen),
t is ē vene͂n (P176p Sint-Truiden),
t is veneen (L418p Niel-bij-As),
t is ë fënien (L422p Lanklaar),
t is ö fönɛ̄n (K315p Oostham),
tes e vernyn (P057p Kuringen),
tisəvənɛ̄n (P176p Sint-Truiden),
tɛs ə fərnin (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
tɛz ə fənīn (Q012p Rekem),
venien (L428p Born, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q016p Lutterade,
Q098p Schimmert,
L374p Thorn),
venijn (Q077p Hoeselt, ...
P219p Jeuk,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel),
venīēn (L329p Roermond),
venèè.ën (Q001p Zonhoven),
venê"n (K318p Beverlo),
vənien (L382p Montfort),
vənīēn (L271p Venlo),
vənéjən (P047p Loksbergen),
’t es e vənīn (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
gif:
venieen (L289p Weert),
venien (L358p Reppel),
v’nieën (L317p Bocholt),
fig.
veni-jn (L417p As),
nachtvlinder:
fənien (L269a Hout-Blerick),
ongedierte, algemeen:
fənēͅn (K317p Leopoldsburg),
vənai̯n (Q162p Tongeren),
vənēͅn (P051p Lummen),
vəneͅin (P174p Velm),
vəneͅi̯n (L372p Maaseik),
vəneͅi̯ən (P044p Zelem),
vəneͅn (Q080p Vliermaal),
vənin (L312p Neerpelt),
vənīn (Q007p Eisden, ...
Q096c Neerharen),
vənɛi̯n (L314p Overpelt),
vənɛi̯ən (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
vənɛn (Q158p Riksingen),
vənɛ̄īn (K361p Zolder),
vənɛ̄n (L352p Hechtel),
vənɛ̄ən (P048p Halen),
vərnīn (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
#NAME?
vərnain (Q180p Mal),
(?? = lang) alle stekende insekten
venîên (Q022p Munstergeleen),
bedoeld vals, karakter
venien (L321p Neeritter),
bijtende stof
vənēͅn (K358p Beringen),
bladluis en dergelijke
veninj (L265p Meijel),
veninjt (L265p Meijel),
Bree Wb. fig. gebruikt: zegsw. Het veni-jn zit in de start
veni-jn (L360p Bree),
dat is ongesiefer met hardnekkige beten of i.d.
venijn (Q198b Oost-Maarland),
eigen spellingsysteem
venien (Q095a Caberg),
eigen spellingsysteem n gemeen persoon
venien (Q104p Wijk),
eigen spellingsysteem een venijnig dier
venien (Q198a Mesch),
eigen spellingsysteem lastbrengend
fenien (Q039p Hoensbroek),
eine nachtvlinder
eine veniën (L269a Hout-Blerick),
hinderlijke diertjes op het lichaam
vɛnēn (Q170p Grote-Spouwen),
idiosyncr. serpent
veneən (Q156p Borgloon),
idiosyncr. uitspraak: lezen zoals t er staat / betekenis: vergif
venien (Q095p Maastricht),
idiosyncr. wispe, hoostele, törre, mukke, vlindere, waterjuffers, veenmul
venien (L326p Grathem),
kwade vrouw
vəneͅiən (P178p Brustem),
nijdig beestje, bijv. mug
vənɛ̄n (P218p Borlo),
pijn veroorzaakt door het steken v/e insekt
venīēn (L266p Sevenum),
plaagt de mensen (bijv. muggen)
vənɛi̯n (Q077p Hoeselt),
stekend insect
vənin (L360p Bree),
Veldeke gift, dat door steek (wesoen) of in de volksverbeelding (door padden, spinnen, mieren etc.) door beet uitgespuwd wordt. (terecht en ten onrechte) ook door zoog. "wil verke"(n plat rond wormpje tussen stenen (vochtig) of sjie?rwörm (kruipend insekt met aan t achtereind n schaar
venien (Q097p Ulestraten),
venijn uitspr. venien = vergif
venien (L372a Aldeneik),
voor stekend gedierte
vənēͅn (Q076p Romershoven),
WLD (indien mogelijk) betrekking op mens / serpent, valserik
fenien (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
WLD Additie bij vraag 3: = akelig persoon
ve-nīēn (Q098p Schimmert),
WLD naar ik meen, zegt men dit bijv. van fruitbomen, die op een bepaalde tijd gespoten moeten worden, daar er anders ongedierte, met een verzamelnaam "venien", op komt
venien (Q014p Urmond),
taxus:
Endepols
vé-nijn (Q095p Maastricht),
vlinder:
(fenient) (L246a Swolgen),
fenient (L217p Meerlo),
fərmen (L312p Neerpelt),
fərni.n (nacht-) (L313p Sint-Huibrechts-Lille),
venijn (L314p Overpelt),
nachtvlinder
frənien (L317p Bocholt)
III-1-2, III-1-4, III-4-2, III-4-3
|
|