e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braamstruik braamberen: bes  brömbeer (Beverlo), braamberenbuist: brəmbeerebəst (Beverlo), doornenbuist: doore böst (Beverlo) braam || braam (struik) [ZND 32 (1939)] || braamstruik III-4-3
braden braden: brooje (Beverlo), vlieësch brooien (Beverlo), meest gebruikt  vleesch braden (Beverlo) braden || vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)] III-2-3
braken kotsen: kotse (Beverlo, ... ), kotsen (Beverlo), over tongeren gaan: euver tùngere gön (Beverlo), [schertsend]  over Tongeren gaan (Beverlo), overgeven: euvergê"ve (Beverlo), overgeven (Beverlo), spuwen: spave (Beverlo), spouwe (Beverlo), spouwen (Beverlo), spoͅuwə (Beverlo) braken || geef de gemeenzame woorden en uitdrukkingen voor overgeven, braken; geef aan tussen twee haakjes of ze gewoon , plat, schertsend, enz. gebruikt worden. [ZND 28 (1938)] || overgeven (spuwen, braken) [ZND B2 (1940sq)] || overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
branden branden: branən (Beverlo), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  branne (Beverlo) branden [ZND 01 (1922)] III-2-1
brandhout klein hout: kleͅi̯n hāt (Beverlo, ... ), kleinhout: kleinhaat (Beverlo), klompen: klumpən (Beverlo, ... ), klompjes: klymkəs (Beverlo), klømpkəns (Beverlo, ... ), klompen  klømpkəs (Beverlo, ... ), stoofhout: stoofhaat (Beverlo), stōfhāt (Beverlo, ... ), wishout: weshāt (Beverlo, ... ) [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout (in brokjes) [ZND B1 (1940sq)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)] I-7, III-2-1
brandnetel netel: nietel (Beverlo) netel III-4-3
breien strikken: kasen strikken (Beverlo, ... ), strikə (Beverlo) breien (kousen breiden) [ZND B1 (1940sq)] || Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald naald: noͅil (Beverlo), strikijzer: strikijzers (Beverlo, ... ) breinaald [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken breken: brēͅkə (Beverlo) breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
brem brem: breeəm (Beverlo), -  breeəm (Beverlo) brem || brem: lage heester met gele zijstandige bloemen, die in de heide of ok langs spoorbanen groeit; fr. genêt; lat. genista [ZND 32 (1939)] III-4-3