19458 |
blaker |
kaarsenpannetje:
kērsəpɛnkə (L423p Stokkem)
|
het pannetje, van een oor voorzien, waarop de kaars wordt gezet [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
23820 |
blasiuszegen |
blasiuszegen:
blasiuszege (L423p Stokkem)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
34405 |
blaten |
bleken:
blē̜kǝ (L423p Stokkem),
meken:
mē̜kǝ (L423p Stokkem)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
18137 |
blauw oog |
blauw oog:
blauw oag (L423p Stokkem)
|
Als iemand een klap op zijn oog heeft gehad, is zijn oog verkleurd. Hoe noemt u zon oog? [DC 52 (1977)]
III-1-2
|
24473 |
blauwe bosbes |
malbert:
maobert (L423p Stokkem)
|
bosbes
III-4-3
|
24122 |
blauwe reiger, reiger |
reiger:
rɛigəl (L423p Stokkem)
|
reiger [ZND 41 (1943)]
III-4-1
|
19653 |
blauwsel |
blauwsel:
bleͅi̯tsəl (L423p Stokkem)
|
blauwsel
III-2-1
|
32485 |
blekijzer |
stroop:
strø̜jp (L423p Stokkem),
stroopijzers:
strø̜̄pīzǝrs (L423p Stokkem)
|
Gereedschap waarmee men de wissen blekt. Meestal is dit een ijzeren klem die op een zwaar stuk hout bevestigd is. Zie ook afb. 263. Soms wordt ook een gespleten stok gebruikt die in de grond gestoken wordt. Dit laatste is het geval in Stramproy (L 318). In Zonhoven (Q 1) gebruikt men een dikke eiken stok als kliever en in Diepenbeek (Q 71) heeft men daarvoor twee ijzers in een V-vorm. [N 40, 24; N 40, 27; N 40, 30; monogr.]
II-12
|
32486 |
blekmachine |
stroopmachine:
strø̜jpmǝšeŋ (L423p Stokkem)
|
Machine waarmee de wissen ontschorst worden. Zie ook afb. 264. [N 40, 30]
II-12
|
34110 |
bles |
bles:
blɛs (L423p Stokkem)
|
Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b]
I-11
|