e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L423p plaats=Stokkem

Overzicht

Gevonden: 4071
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bijldrager van de schutterij bijlenman: bieleman (Stokkem) Bijldrager bij de schutterij. III-3-2
bijzondere harken naaldenreek: nōljǝrēk (Stokkem) De volgende opgaven hebben betrekking op harken met een specifiek doel dat in het eerste lid van de benaming is aangegeven. Vgl. ook de lemmaɛs Mesthaak, Hooihark en Naoogstrijf. [N 18, 95; monogr.] I-5
bil bats: bats (Stokkem) Zie afbeelding 2.38. [JG 1b, 1c; N 8, 32.3, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
biljet van duizend frank blauwe, een ~: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə blawə (Stokkem) 1000 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van honderd frank een met een baard: ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅi̯nə meͅt ənə bārt (Stokkem) 100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Stokkem) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
binder binder: bęi̯ŋǝr (Stokkem) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
bindtoestel bok: bok (Stokkem) Toestel waarop men wissen tot schoven samenbindt. Zie ook afb. 262. In Weert (L 289) en Stokkem (L 423) werd het binden met de hand gedaan. [N 40, 34] II-12
binnenbeer binnenbeer: bęnǝbīr (Stokkem) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeksel binnendeksel: bę ̝nǝndę ̝ksǝl (Stokkem) Tenen traliewerk onder het buitendeksel. Dat voorkomt dat de duiven ontsnappen, als de mand geopend wordt. Zie ook afb. 283. [N 40, 89] II-12