e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203b plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wei wei: węi̯ (Ingber) In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-8
welig groeiend over alles heen wassen (omschr.): øͅvər aləs h‧ēn wa.sə (Ingber) In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)] III-4-3
werk (zn) werk: werk (Ingber) werk; ben je klaar met je -? [DC 03 (1934)] III-3-1
werken werk hebben: werk hebbe (Ingber), werken: wirke (Ingber) geregelde arbeid verrichten; zijn taak, beroep of bedrijf uitoefenen [werken, arbeiden, wrochten] [N 89 (1982)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)] III-3-1
werpen van jongen baggelen: WLD; gezegd van een varken  b‧agələ (Ingber), jongen: WLD; gezegd van een hond of een kat  j‧øͅŋə (Ingber), kalven: WLD; gezegd van een koe  k‧ōͅvə (Ingber), veulenen: WLD; gezegd van een paard  vø͂ͅ.ələnə (Ingber) Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)] III-4-2
wiebelen wiebelen: wibələ (Ingber) Wiebelen: onvast heen en weer bewegen (wiebelen, kwikken, kwikkelen, wiegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
wieg wieg: weeg (Ingber), vr.  w‧ēx (Ingber) wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)] III-2-2
wiel rad: rat (Ingber) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wiel, kolk kuil: koel (Ingber), v.  kul (Ingber) kolk of plas die na een dijkbreuk is ontstaan of is overgebleven na een overstroming [wiel, waal] [N 81 (1980)] III-4-4
wielerwedstrijd koers: koers (Ingber) Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2