e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203b plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
verwelken versloeieren: vəršlu.i̯ərə (Ingber) Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] III-4-3
verwelkt versloeierd: vəršlu.i̯ərt (Ingber) Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)] III-4-3
vieruursboterham nadenoenskoffie, de -: nodenoonskòffie (Ingber) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 - 16 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
vijf centiem vijf centiem: vief centiem (Ingber) een muntstuk van vijf centimes (in België) [solleke, knepke, halve sol] [N 89 (1982)] III-3-1
vijfentwintig centiem vijfentwintig centiem: 25 centiem (Ingber) een muntstuk van 25 centimes (in België) [kwartje] [N 89 (1982)] III-3-1
vijg vijg: v‧īx (Ingber) De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] III-2-3
vijver kuil: v.  kul (Ingber), wijer: wieer (Ingber) klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] III-4-4
vinger, maat kleiner dan een duim vinger: vinger (Ingber) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vissen vissen: vissje (Ingber) Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vissnoer snoer: sjnoor (Ingber) Een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn]. [N 88 (1982)] III-3-2