e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L364p plaats=Meeuwen

Overzicht

Gevonden: 4441
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
andere soorten sneeuw fijne dikke sneeuw: fijne sneeuw  fijne, dikke sneeuw (Meeuwen), fijne sneeuw: fijne sneeuw  fĭĕnə snîê (Meeuwen) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
andijvie andijvie: andē.vi (Meeuwen) [Goossens 1b (1960)] I-7
angel angel: a.ŋǝl (Meeuwen) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angst angst: angst (Meeuwen), schijt: schijt (Meeuwen), schrik: schrik (Meeuwen), sjrek (Meeuwen) angst, schrik || het gevoel van beklemming en vrees, veroorzaakt door een [wezenlijk of vermeend] dreigend onheil of gevaar [angst, schijt, schrik] [N 85 (1981)] III-1-4
antwoorden antwoorden: antwoorden (Meeuwen, ... ) ten antwoord geven [antwoorden, anderen] [N 87 (1981)] III-3-1
appel, overige soorten appel: apəl* (Meeuwen), kromstaartje: kròmpstertsje (Meeuwen), panappel: panapəl* (Meeuwen) appel || appel, soort || braadappel I-7
appelbol krollemol: Vroeger gewoon brooddeeg, maar nu een veredeld gebak rondom eenappel, met suiker, kaneel (of boter) of met ijs en slagroom  krollemol (Meeuwen), ponnekje: pònneke (Meeuwen) appelbol III-2-3
appelmoes appelenpruts: Ich smiêrde mich wat appelepretsj op mi-jne buterham  appelepretsj (Meeuwen), vandaar ook appelmoos Eèrpel möt appelepretsj, manleef, det waas lekker Volks syn. sji-jfaaf  appelepretsj (Meeuwen), appelspijs: ápəlspis (Meeuwen), compte: kəmpoͅt (Meeuwen), schuifaf: omwille van de purgerende werking  sji-jfaaf (Meeuwen) appelmoes || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] || kompot, appelmoes III-2-3
aprilgek aprilgek: Aprilgek, bezemstek met Pasen krijgt ge een eierbek (wordt gezegd de eerste april als men iemand heeft beetgenomen).  əprilgaek (Meeuwen) Aprilgek. III-3-2
aprilgrap aprilgrap: aprilgrap (Meeuwen), Z.N. gallicisme V.D.  əprilgrap (Meeuwen), aprilvis: aprilvis (Meeuwen) Aprilgrap. || De onzinnige boodschap op 1 april [aprilvis, aprilzaad, zikkelzaad]. [N 88 (1982)] III-3-2