20528 |
afkoken |
afkoken:
aafkaoke (L329p Roermond),
kort:
kort (L329p Roermond),
kórt (L329p Roermond),
stoven:
sjtoovə (L329p Roermond)
|
afkoken || Hoe noemt U: Met (in) weinig water gekookt, gezegd van groenten (kort) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28514 |
afkomen, wegvliegen |
afkomen:
āfkomǝ (L329p Roermond)
|
Het wegvliegen van een zwerm. Op een zonnige dag, meestal tussen 11 en 14 uur, gaan duizenden en duizenden werkbijen, vergezeld van honderden darren en met de oude moer in hun midden, zwermen. [N 63, 31b]
II-6
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
aafkoms (L329p Roermond, ...
L329p Roermond),
aafkó:ms (L329p Roermond),
komaf:
kōmaaf (L329p Roermond)
|
afkomst || afkomst, afstamming; bloedverwantschap in neerdalende lijn [komaf, tuk, afkomst] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
30239 |
afkorten |
doorzegen:
dōrzē̜gǝ (L329p Roermond)
|
Hout, en meer in het bijzonder een boomstam, haaks op de houtvezel in twee stukken zagen. De afgezaagde stukken boomstam hebben bij de kuiper de lengte van een duig, bij de klompenmaker de lengte van een klomp. Zie ook het lemma ɛstuk boomstamɛ en de lemmata ɛbollenɛ bij de vaktaal van de kuiper en ɛbolɛ bij de vaktaal van de klompenmaker. In Venray (L 210) en omgeving werd de houtzager die de boomstam voor onder meer klompenmakers verder in stukken zaagde, houtsnijder (hǭltsnējǝr) genoemd (Venrays woordenboek, pag. 206).' [N E, 6a; N 50, 16a; N 53, 21b; N 53, 22; N 75, 115b; N 97, 44; monogr.]
II-12
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aaflaot (L329p Roermond)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34009 |
afladen |
afladen:
āflāi̯ǝ (L329p Roermond)
|
Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
aafliggə (L329p Roermond),
aafligke (L329p Roermond, ...
L329p Roermond)
|
een lijk reinigen en met het doodsgewaad bekleden, meestal tevens van het bed afnemen [afleggen, lijken, ontwaden] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
28615 |
aflegger |
aflegger:
āfleqǝr (L329p Roermond)
|
Kunstzwerm bij het kastimkeren. Een deel van een bijenvolk wordt genomen en voorzien van eitjes. De bijen kweken hieruit een nieuwe koningin. Zo ontstaat een zelfstandig nieuw volk. [N 63, 92c; Ge 37, 118]
II-6
|
17722 |
afloeren, bespieden |
afkijken:
2x
aafkieke (L329p Roermond),
afloeren:
aafloere (L329p Roermond, ...
L329p Roermond,
L329p Roermond),
afspinzen:
aafsjpienze (L329p Roermond)
|
kijken: afloeren [aafvinke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
aftreden:
aaftraije (L329p Roermond),
aaftreije (L329p Roermond),
āāftrééjə (L329p Roermond)
|
de lengte bepalen door stappen [aftreden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|