22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
hae is jäörig (Q106p Bemelen)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
jas:
jas (Q106p Bemelen)
|
jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18704 |
jasje van het mantelpak |
jasje:
jeske (Q106p Bemelen)
|
jasje van het mantelpak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34551 |
jonge gans |
gansje:
gɛi̯skǝ (Q106p Bemelen)
|
De benamingen in dit lemma duiden in het algemeen op een jonge gans. In vraag A 6, 5c werd gevraagd naar de dialectbenamingen voor "pasgeboren ganzen". De antwoorden zijn ook in dit lemma opgenomen. Hierdoor komen er onder andere (-)kuiken-opgaven voor. [L 34, 15; JG 1a; A 6, 5c; A 2, 42; monogr.]
I-12
|
18702 |
jongensblouse |
kiel:
kiel (Q106p Bemelen)
|
jongensblouse, ruime bovenkledingstuk met band of elastiek in de taille [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18707 |
jumper |
jumper:
juumper (Q106p Bemelen),
soort trui dat men door de week aantrekt
jeumper (Q106p Bemelen)
|
jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] || tjomper, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kaak (Q106p Bemelen)
|
kaak [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
33434 |
kafbewaarplaats |
kafzolder:
kāf˲[zolder] (Q106p Bemelen)
|
De plaats waar het kaf bewaard wordt. Meestal is dit een aparte ruimte of een afgeschoten deel van een ruimte, zodat het kaf niet zo snel wegwaait. Vrijwel altijd gaat het om een deel van de schuur. In K 316 bewaart men het kaf buiten, in L 413 en Q 97 in een hoek van de dorsvloer. In sommige plaatsen vult men een kuil tot aan de rand met kaf (zo ook kafgat voor Q 7). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (zolder) het lemma "graanzolder" (3.4.11). [N 5A, 72c; N 14, 46; monogr.]
I-6
|
18564 |
kamerjas |
duster:
[Van Dale: duster, ochtendjas vor dames]
deuster (Q106p Bemelen)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18293 |
kapmantel |
kapmantel:
kapmantel (Q106p Bemelen)
|
schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|