e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L192a plaats=Siebengewald

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuiertouw, tuierketting tuier: tȳr (Siebengewald) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuinbonen paardsbonen: peͅrtsbōnə (Siebengewald) [N 11A (zj)] I-7
tuinman, boomkweker boomkweker: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  bōəmkwēkər (Siebengewald) [RND 10] I-7
twee spaden breed spitten twee schuppen breed (spaden): twē sxøpǝ brēt (Siebengewald) Manier van spitten waarbij een voor ontstaat die dubbel zo breed is als de schop, doordat men telkens twee spaden grond naast elkaar uitsteekt. [N 11A, 148e; N 11, 65b add.] I-1
tweede luiden voor de mis kwartier luiden: kwartier luuje (Siebengewald) Het tweede luiden vóór de hoogmis [tezamen luiden, tsezame loeë]. [N 96A (1989)] III-3-3
uier uier: īǝr (Siebengewald) De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] I-11
uieren zucht: zøxt (Siebengewald) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kwartīr (Siebengewald) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uit de voor schieten deruit lopen: dǝryt lōpǝ (Siebengewald) Als men bij het ploegen op een hard voorwerp (b.v. een steen) stoot, of als men met name bij een voetploeg de staart niet vast of niet goed recht houdt, kan de ploeg uit de voor schieten: het ploeglichaam belandt dan in de vorige voor. [JG 1a;N 11A, 124b] I-1
uiteenploegen afslaan: afslǭn (Siebengewald) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1