e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bankschroef schroefstek: šrufštɛk (Noorbeek) Het werktuig dat aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant van de werkbank is aangebracht en dient om werkstukken vast te klemmen. De bankschroef bestaat uit een houten blok dat met het werkblad verbonden is door middel van een horizontale draadspil die er dwars doorheen steekt. Aan de voorzijde is deze spil voorzien van een houten of ijzeren zwengel waarmee de bankschroef los- en vastgedraaid kan worden. Zie ook afb. 113. [N 53, 208j; N 53, 208n-o; monogr.] II-12
barensweeën het is zo wijd: t is zoe wièt (Noorbeek) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
bascule bascule: baskul (Noorbeek), waag: Van Dale: I. waag, 1. toestel om te wegen.  waog (Noorbeek) Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)] III-3-1
basiliek basiliek (<lat.): baseliek (Noorbeek) Een basiliek. [N 96A (1989)] III-3-3
bazige vrouw gendarme (fr.): sjenderm (Noorbeek), haaibaai: hajbaj (Noorbeek) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bebroed onbevrucht ei vuil ei: vūl ęi̯ (Noorbeek) [N 19, 54b] I-12
beddenhemel hemel: hieemel (Noorbeek), hiemel (Noorbeek) Houten overkapping met een gordijn boven een ledikant (troon, hemel) [N 79 (1979)] III-2-1
bedekt een onaangenaamheid zeggen een steek geven: sjtièk gève (Noorbeek), een steek onder water geven: stièk oonder water (Noorbeek) iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaarstehuis logement: logemēnt (Noorbeek) een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)] III-3-1
bedienen bedienen: bedeenen (Noorbeek) de gevraagde waren in een winkel aan de klant geven [bedienen, gerieven, bestellen] [N 89 (1982)] III-3-1