e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
winterkleren winterkleren: winterkleier (Ubachsberg) Winterkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
winterkoninkje koninkje: kuuëningschke (Ubachsberg) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] III-4-1
winterwortelen moren: mūrǝ (Ubachsberg) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wipneus wipneus: ing wipnaas (Ubachsberg) neus: wipneus [schortneus, boel, boelneus] [N 10 (1961)] III-1-1
wisselen van de tanden breken: brēǝkǝ (Ubachsberg) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselvallig weer onbestendig (weer): ónbestendig (Ubachsberg) lucht die wisselvallig weer betekent [kwaklucht, knoeilucht] [N 81 (1980)] III-4-4
wit stervormig vlekje op het voorhoofd kol: kǫl (Ubachsberg) Witte plek op het voorhoofd van donkerharige paarden, niet groot maar van verschillende vorm als rond, ovaal e.d. Een ster is iets groter dan een kol. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b; N 8, 27a; S 27] I-9
wit zand, stooizand wit zand: wit zand (Ubachsberg) De witte stof die vroeger op de vloer gestrooid werd (zand, wit zand) [N 79 (1979)] III-2-1
witte aalbes miemeren: witte bessen  miemere (Ubachsberg) I-7
witte kaas, wrongel fluitekaas: fleutekieës (Ubachsberg), fleutekieəs (Ubachsberg), kwark: kwark (Ubachsberg) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)] III-2-3