e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

Gevonden: 1752
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zondagmissaal kerkboek: kirkbook (Ubachsberg), misboek: mèsbook (Ubachsberg) Een kerkboek met misgebeden voor de zondagen en feesten van het kerkelijk jaar [zondagsmissaal(tje)?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zondagse kleren goede kleren: goei kleier (Ubachsberg) De kleren die men s zondags draagt. [DC 62 (1987)] III-1-3
zondagsziekte maandag(s)krankte: mǭndexkręŋtǝ (Ubachsberg) Een ernstige stofwisselingsstoornis in de spieren van de achterhand van het paard, meestal na een zware werkperiode. De aanleiding tot de ziekte -ook maandagziekte genoemd - is overmatige en dikwijls eenzijdige voeding gedurende een periode van stalrust tijdens het weekeinde, bestaande uit suiker- en zetmeelhoudende stoffen. Gaat het dier weer aan het werk, dan verbrandt de suiker en het melkzuur dat hierbij vrij komt beschadigt de spieren. Na het inspannen vertoont het paard loomheid, een korte stap en laat het hoofd hangen. Specifiek is tevens een onzekere en wijde gang van de achterhand, gepaard met overdadig zweten. Laat men het paard niet meteen rusten, dan zakt het door in het achterstel en laat zich vallen. [A 48A, 1; N 8, 90r; monogr.] I-9
zool zool: zǭl (Ubachsberg) Het gedeelte van de onderkant van de hoef rondom de straal (3.6.3). [N 8, 33] I-9
zoon jong: jong (Ubachsberg), zoon: zoeën (Ubachsberg) (zoon;) Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd? [DC 05 (1937)] || zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] III-2-2
zout zout: zout (Ubachsberg) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten diep ademhalen: deep ôômhole (Ubachsberg) zuchten [snokke] [N 10 (1961)] III-1-4
zuigen zuiken: zōēke (Ubachsberg) zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)] III-2-3
zure haring zure haring: zōērə hiering (Ubachsberg) rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping zuurbranden, het -: t zōērbrenne (Ubachsberg), t zōērbrenne hubbe (Ubachsberg) oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] III-1-2