e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203b plaats=Ingber

Overzicht

Gevonden: 1089
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dode tak kapotte tak: ka.poͅ.tə ta.k m. (Ingber) Een dode tak (stek). [N 82 (1981)] III-4-3
doelloos friemelen friemelen: fri.mələ (Ingber) haffelen: Doelloos met de handen spelen (haffelen, krawietelen). [N 84 (1981)] III-1-2
dof, gedempt van geluid dof: dof (Ingber), hol: hoal (Ingber) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
doffer, mannelijke duif vogel: voggel (Ingber, ... ) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] III-4-1
dokteren dokteren: Bij een dokter in behandeling zijn.  -> doͅktərə (Ingber) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dompelen dompelen: dompelen (Ingber), onderduwen: o.ndərdyi̯ə (Ingber) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderslag donderslag: m.  doͅndəršlāx (Ingber), helle kraak: dat waor ĕnen helle kraak (Ingber) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderlucht: v.  doͅndərlox (Ingber) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donker, duisterx donker: donker (Ingber), duister: duuster (Ingber, ... ) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] || niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dood (bn.) dood: doed (Ingber) dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2