18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
wēŋkǝlhǭk (L192a Siebengewald)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.]
II-11
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoning:
wēn-tər-kŭ-ning (L192a Siebengewald),
winterkunning (L192a Siebengewald)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
32703 |
wintervoor |
wintervoor:
wēntǝr[voor] (L192a Siebengewald)
|
Met de wintervoor bedoelt men de voren die in het najaar zodanig geploegd worden, dat de akker in de winter goed kan uitvriezen. Dat kunnen brede en ondiepe voren zijn, die de voorlopig onder te ploegen mest bedekken, maar ook de walletjes die ontstaan wanneer men telkens twee voren tegen elkaar ploegt. Met de in dit lemma vermelde termen wordt niet alleen het voortype bedoeld maar ook - wat vooral voor de meervoudsvormen geldt - het geheel van voren die men met het oog op de winter geploegd heeft, de op wintervoren geploegde akker zelf. Voor het (...)-gedeelte van de varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 59a; N 11A, 113d + 137 m; monogr.]
I-1
|
33238 |
winterwortelen |
wortelen:
wǫrtǝlǝ (L192a Siebengewald)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
23582 |
wisselende misgezangen |
wisselende gezangen:
wisselende gezange (L192a Siebengewald)
|
De wisselende misgezangen [Introïtus, Graduale, Tractus, Alleluia, Sequentia, Offertorium, Communio]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23669 |
witte donderdag |
witte donderdag:
witte donderdag (L192a Siebengewald)
|
De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waoterlelie (L192a Siebengewald)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
23919 |
wonderdoener |
wonderdoener:
wonderdoener (L192a Siebengewald)
|
Een wonderdoener. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23918 |
wonderen doen |
wonderen doen:
wondere doen (L192a Siebengewald)
|
Wonderen doen/verrichten. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21267 |
woord |
woord:
wōrt (L192a Siebengewald)
|
woord [RND]
III-3-1
|