e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1781
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijde zij: pien ien de ziej (Geysteren), Ook wel.  zeeij (Geysteren) heup - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] || zij, zijde (pijn in de zij) [N 07 (1961)] III-1-1
zilveruitje zilverlookje: zilverlökskes (Geysteren) [DC 13 (1945)] I-7
zitbank bank: bāŋk (Geysteren) bank III-2-1
zolder zolder: zōldər (Geysteren) zolder III-2-1
zolen onder de klomp slaan klompen hogen: klompǝ hyǝgǝ (Geysteren) De zool van de klomp van zoolbeslag voorzien om de levensduur van de klomp te verlengen. Zie ook het volgende lemma. In Venray (L 210) werden ook klompen die deels al een versleten loopvlak hadden van oude stukken leer of rubber voorzien. [N 24, 71, add.; monogr.] II-12
zomerverblijf schaap(s)stal: sxǭpsstal (Geysteren) [N 78, 25; monogr.] I-12
zoolbeslag hoogsel: hø̜xsǝl (Geysteren) Stuk leer, rubber of hout dat onder de zool van de klomp wordt aangebracht. [N 24, 71; monogr.] II-12
zoon jong: jong (Geysteren), zoon: achter de oo hoort men een korte e-klank  zooen (Geysteren) zoon; (Hoe wordt de zoon door de ouders aangesproken, als hij niet bij zijn naam wordt genoemd?) [DC 05 (1937)] || zoon; onze buurman heeft een zoon en een dochter; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
zout zout: zalt (Geysteren), zālt (Geysteren) zout [DC 03 (1934)] III-2-3
zuchten kuimen: kümme (Geysteren), zuchten: zūchte (Geysteren) zuchten III-1-4