e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L214a plaats=Geysteren

Overzicht

Gevonden: 1781
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde eend eend: èènd (Geysteren) eend III-4-1
wilde gans gans: gans (Geysteren) gans III-4-1
wilde koe wilde koe: weldǝ [koe] (Geysteren) Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.] I-11
wilde roos (hondsroos, enz.) heggenroos: heggeroeës (Geysteren) hageroos III-4-3
wilgenkatje miesje: mieske (Geysteren), rattenstaart: rattestárt (Geysteren) katje vd noteboom || wilgenkatje III-4-3
wilgenteen wis: boes wisse (Geysteren), wis (Geysteren) bussel tenen || teen, voor het binden van takkenbossen III-4-3
wimper haar aan de ogen: heur an d`óəgə (Geysteren) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
winterkoninkje toebeugje: beugje is nestje, w. bouwt een, op en kleine opening na, volkomen dicht nestje  toebeugje (Geysteren), winterkoninkje: winterkeuningske (Geysteren) Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoninkje III-4-1
winterverblijf schaapskooi: sxǭpskø̜i̯ (Geysteren) [N 78, 26; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
winterwortelen wortelen: wortǝlǝ (Geysteren) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5