| 20216 |
broeder |
broeder:
broor (Q096a Borgharen)
|
broeder [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23317 |
broederschap |
broederschap:
broedersjap (Q096a Borgharen)
|
broederschap [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 33614 |
broeibak |
broeibak:
breujbak (Q096a Borgharen)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
| 18197 |
broek: algemeen |
broek:
brook (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen),
oo"dof
brook (Q096a Borgharen)
|
broek (kleedingstuk) [SGV (1914)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] || Hoe noemt men de broek (bovenkleeding)? Maakt men misschien onderscheid tusschen een klepbroek en een gewone broek? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
| 24913 |
broekland, moeras |
moeras:
moeras (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen,
Q096a Borgharen)
|
moeras [DC 02 (1932)]
III-4-4
|
| 18423 |
broekspijp |
broekspijp:
ie"langgerekt
brookspiepe (Q096a Borgharen)
|
pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18309 |
broeksriem |
broekenriem:
oo"dof, "ee"uitspreken als "e
brookereem (Q096a Borgharen)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18551 |
broekzak achter |
vottentas:
vottetèsj (Q096a Borgharen)
|
zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 18549 |
broekzak opzij |
broekentas:
oo"dof
brooketesj (Q096a Borgharen)
|
broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
| 20335 |
broer |
broer:
broor (Q096a Borgharen, ...
Q096a Borgharen,
Q096a Borgharen,
Q096a Borgharen,
Q096a Borgharen),
brōr (Q096a Borgharen),
broertje:
broerke (Q096a Borgharen)
|
broeder [DC 05 (1937)] || broer [DC 03 (1934)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn - twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|