18410 |
bolhoed: algemeen |
bolhoed:
bolhood (Q096a Borgharen)
|
bolhoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18412 |
bolhoed: spotnamen |
hondskoes:
Van Dale: II. koes (gew.) boes; boes: (gew.) dat deel van de koestal, waar de koeien met de achterpoten staan.
hondskoesj (Q096a Borgharen)
|
bolhoed: spotbenamingen [ketspeng, tiets, hardhoutere] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32326 |
bom, spon |
spon:
špon (Q096a Borgharen)
|
De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.]
II-12
|
18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
i"langgerekt
pils (Q096a Borgharen)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18297 |
bontkraag |
bontkraag:
oo"dof
boontkraag (Q096a Borgharen)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
bontjas:
boontjas (Q096a Borgharen)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24472 |
boom (alg.) |
boom:
boum (Q096a Borgharen),
buim (mv.):
buim (Q096a Borgharen)
|
boom [SGV (1914)] || boomen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-3
|
33511 |
boomgaard |
bongerd:
boŋərt (Q096a Borgharen)
|
I-7
|
30498 |
boomhaak |
boomhaken:
bǫwmhǭk (Q096a Borgharen),
klemhaak:
klɛmhǭk (Q096a Borgharen
[(meervoud: klɛmhø̜̄k)]
),
s-haak:
ɛs-hǭk (Q096a Borgharen)
|
De in verschillende vormen uitgevoerde metalen haak waarmee de wisboom aan de panlat wordt gehangen. De boomhaak kan zijn voorzien van een leren riem of een ijzeren ring waarin de wisboom wordt geschoven. Zie ook afb. 78b-c. [N F, 19a-c]
II-9
|
33280 |
boon, algemeen |
bonen:
bunǝ (Q096a Borgharen),
boon:
bun (Q096a Borgharen)
|
Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23]
I-5
|