27367 |
laden |
laden:
lāǝ (Q279p Baelen)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrāt (Q279p Baelen)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
18147 |
lam |
lam:
lām (Q279p Baelen),
lammetje:
lɛmkǝ (Q279p Baelen),
schaapje:
šø̜pkǝ (Q279p Baelen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
22749 |
leeuw |
leeuw:
lēuw (Q279p Baelen)
|
Leeuw. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22750 |
lied, liedje |
lied:
êë lêëd (Q279p Baelen),
liedje:
le:tsjə (Q279p Baelen),
ledje (Q279p Baelen)
|
Lied. [Willems (1885)] || liedje [RND]
III-3-2
|
22696 |
liederen (mv.) |
liederen:
lêëder (Q279p Baelen)
|
Lied. [Willems (1885)]
III-3-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzezaammeel:
līnzǝzǭmmɛ̄l (Q279p Baelen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwand:
liwānt (Q279p Baelen)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
li.p (Q279p Baelen)
|
lip [RND]
III-1-1
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
bø̄ǝkǝ (Q279p Baelen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|