e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Engelmanshoven

Overzicht

Gevonden: 260

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achteruitgaan dantelen: Lang achteruit gaan.  daəndələ (Engelmanshoven) achteruitgaan, wijken, deinzen [ZND 33 (1940)] III-1-2
achterwand achterste hoofdbred: axtǝrstǝ høt˱briǝt (Engelmanshoven, ... ) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
afleggen van een dode bereiden: znd 32, 20;  bərijə (Engelmanshoven) een doode lijken (vooraleer hij gekist wordt) [ZND 32 (1939)] III-2-2
afloeren, bespieden afletten: aoflɛttə (Engelmanshoven) iets bespieden [ZND 32 (1939)] III-1-1
afvallen van bladeren vallen: vallə (Engelmanshoven) afvallen v. bladeren [ZND 32 (1939)] III-4-3
altaar altaar (<lat.): op den aoətaar (Engelmanshoven) Op het altaar (let op het geslacht!) [ZND 32 (1939)] III-3-3
andijvie andijve: andeeve (Engelmanshoven, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: aŋǝl (Engelmanshoven) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: angel (Engelmanshoven) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] III-4-2
appelbol kattekop: kattəkop (Engelmanshoven) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] III-2-3