e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Velden

Overzicht

Gevonden: 3691

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanaarden met de ploeg opbouwen: [opbouwen] (Velden) Aardappels aanaarden met behulp van een ploeg; op deze manier wordt de grond voor een gehele rij aardappelstruikjes tegelijk opgehoogd. Zie ook de toelichting bij het lemma Aanaarden en bij het lemma Aanaardploeg. Wanneer hetzelfde antwoord is gegeven als op de algemene vraag naar Aanaarden, dan is wordt hier voor de fonetische documentatie verwezen naar dat lemma. [N 12, 24b; JG 1a; monogr.] I-5
aanaardhak aanaarder: ānɛrdǝr (Velden), hak: hak (Velden), vorentrekker: vōrǝtrękǝr (Velden  [(gebruikt bij het poten en bij het aanaarden)]  ) Het handgereedschap dat bij het aanaarden wordt gebruikt. Meer dan één zegsman geeft aan dat het aanaarden met de hak met mankracht zwaar werk was. Zie ook de opmerking over de opgaven bij het lemma Vorentrekker. Er werd aangeaard met de schup (zie het lemma Schop in aflevering I.1, blz. 121) in: L 324, 355, 363, 414, P 47, 49, 55, 56 (vroeger), 57, 58, 118a, 119 (idem), 120, Q 2a, 3, 71 (idem), 72, 182, 189 en 198b. Met de mesthaak (zie het lemma Mesthaak in aflevering I.1, blz. 12) in: L 289b, P 176 (vroeger) en Q 9. [N 12, 26; N 18, 42; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 24; N 18, 58] I-5
aanaardhandploeg handploegje: hantpløxskǝ (Velden), patattenploeg: pǝtatǝplōx (Velden) De aanhoger die door mankracht wordt voortbewogen, hetzij door één man getrokken; in dat geval werd de steel van de aanhoger doorgaans met een staaf ijzer verzwaard; hetzij door twee: door de ene man getrokken en door een ander geduwd. In dat geval werd een zijkruk aan de steel bevestigd voor de duwer. Het blad is vrijwel gelijk aan dat van de door paardekracht voortbewogen aanaarder: driehoekig en zodanig dat de grond naar twee kanten werd opgestuwd. Zie ook de toelichting van het lemma Aanaardploeg. [N 11A, 78; N 18, 46; N J, 8b; JG 1a, 1c, 2c; monogr.; add. uit N 12, 25; N 18, 42] I-5
aanaardploeg hakploeg: hakplux (Velden), patattenploeg: pǝtatǝplōx (Velden), vorentrekker: vōrǝntrękǝr (Velden) Een lichte soort ploeg door paardekracht getrokken, die open voren trekt, met een schaar "in de vorm van een varkenssnuit" (zegsman van L 328) of met twee scharen ruggelings tegen elkaar geplaatst, die de grond naar beide zijden wegschuift, tegen de rij aardappelplantjes aan. Met hetzelfde stuk gereedschap kunnen ook de voren worden getrokken waarin gepoot kan worden. Soms geeft de zegsman dat ook uitdrukkelijk aan. Er kan evenwel ook met een normale, d.w.z. éénscharige, ploeg worden gepoot; zie de algemene toelichting bij de paragraaf over het poten. Ook wanneer door de zegsman in het midden is gelaten of de aanaardploeg met paardekracht of door mankracht (zie het lemma Aanaardhandploeg) wordt voortgetrokken, is de opgave hier ondergebracht. In enkele plaatsen in het zuidwesten is wel opgegeven dat er met de ploeg werd aangeaard, zonder dat evenwel het woord voor die ploeg werd opgegeven, dat zijn P 113, 115, 119, 173, 176, 176a, 177, 177a, 180, 187, Q 76 en 79a. [N 12, 25; N J, 8b; JG 1c; monogr.; add uit N 11, 30, 31; N 12, 24] I-5
aandeel, part partie (fr.): partie (Velden) het deel van het geheel dat men krijgt [garant, rantsoen, part, portie, deel] [N 91 (1982)] III-4-4
aangeven, verklikken verklappen: verklappe (Velden) klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)] III-3-1
aanhitsen ophitsen: ideosyncr.  ophitse (Velden), ophitsen (Velden) Hoe noemt u een hond kwaad maken, aanhitsen (hitsen, hissen, opkiezen) [N 83 (1981)] III-2-1
aanhoudend bepoetelen handvollen: hampele (Velden) aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)] III-1-2
aanhoudend regenen aanhoudende regen: aanhaldende régen (Velden), knoeien: knoeie (Velden) voortdurend regenen [knoeien] [N 22 (1963)] III-4-4
aankondigingskastje bord: bord (Velden) de plaats waar gemeentelijke aankondigingen etc. opgehangen worden [gebooi] [N 90 (1982)] III-3-1