e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L297p plaats=Belfeld

Overzicht

Gevonden: 1933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boterhamworst schinkenworst: sjinkewors (Belfeld) hamworst /schinken- [N 06 (1960)] III-2-3
bouwland land: laŋk (Belfeld), veld: fɛ̄.lt (Belfeld), vɛlt (Belfeld) Voor de akkerbouw gebruikt land, het geheel van akkers. [N 6, 33a; N 27, 3a; N 5AøIIŋ, 95a, 95b en 95c; N 11, 1a; L 31, 18; L 19, 1a; L 37, 11b; L a1, 113; L 4, 38; JG 1a, 1b; A 3, 38; A 10, 4; A 20, 1b; Wi 7; S 49; RND 4, 7, 8 en 10, r.37; Vld.; monogr.] I-8
bovendeel van de rug pokkel: (beej vader op de poekel zitten) (Belfeld), poekel (Belfeld), rug: beej vader op de ruk zitten (Belfeld) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-1
bovenlicht bovenlicht: bǭvǝlēx (Belfeld) Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.] II-9
bovenverdieping bovenste verdieping: bōvərstə vərdēpeŋ (Belfeld) bovenverdieping [SGV (1914)] III-2-1
braadworst braadworst: braodwors (Belfeld) braadworst [N 06 (1960)] III-2-3
braaf braaf: braaf (Belfeld), braav (Belfeld), goed: hé gedreug zich good (Belfeld), hé geveult zich good (Belfeld), hé veurt zich good op (Belfeld), lief: leef (Belfeld) braaf [SGV (1914)] || braaf, gezegd van een kind [N 06 (1960)] III-1-4
braakland braakland: brǭklaŋk (Belfeld) Stuk land of akker dat men √©√©n of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.] I-8
braakliggen braakliggen: brǭklegǝ (Belfeld) Land of een akker voor een tijd, soms voor meerdere jaren, onbebouwd laten liggen. Naast de werkwoordelijke woordtypen als braken en braakliggen komen er in dit lemma ook woordtypen voor die bijvoeglijk van aard zijn. Deze hebben grammaticaal de functie van een bepaling van gesteldheid bij de werkwoorden (laten) liggen en zijn, b.v. het land ligt braak, is hard, woest en b.v. het land (voor) vogelwei laten liggen, (in de) dries laten liggen enz. [N 11, 5; N 11, 6; N 11A, 134a; N 11A, 135; N 27, 4b; L 1a-m; L 22, 13; JG 1a, 1b, 1d; S 4; Wi 43; Ale 253; monogr.] I-8
braambes bramelen: brōmələ (Belfeld), bròmel (Belfeld), oud  broamel (Belfeld) braam(bessen) [RND] || braambes [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-3