e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P171p plaats=Landen

Overzicht

Gevonden: 384
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
liniaal liniaal: zelden gebruikt  een liniaal (Landen) Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)] III-3-1
linnen, linnengoed lijwaad: lęjvǝt (Landen), linnen: lenǝ (Landen) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
loodgieter loodgieter: lūt˲gitǝr (Landen), lūǝt˲gīǝtǝr (Landen) Ambachtsman die vroeger vooral zink en blik bewerkte, loden buizen maakte en herstelde, dakgoten en regenpijpen plaatste en repareerde en, zo blijkt uit de antwoorden van de zegslieden, soms ook waterpompen aanlegde. Tegenwoordig installeert en repareert hij vooral sanitaire installaties en verwarmingstoestellen. Zie ook het lemma "zinkbewerker". Het woord pompenmaker werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt als benaming voor een koperslager. Zie ook het lemma "koperslager". [N 64, 161a; L 34, 17a-b; monogr.] II-11
loop van een geweer geweerloop: geweerloep (Landen) De loop van een geweer [ZND 30 (1939)] III-3-1
lot(je) van de loterij lot: lot (Landen), lotje: lötteke (Landen) Lot. [Willems (1885)] III-3-2
loten loteren: loëtere (Landen) Loten. [Willems (1885)] III-3-2
lui (lieden) mensen: rijke minsche (Landen) Rijke lieden [ZND 30 (1939)] III-3-1
man man: man (Landen, ... ) man [ZND 11 (1925)] III-3-1
mannelijk kuiken haantje: haŋkǝ (Landen), hęŋkǝ (Landen) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijk lam weertje: wēǝrkǝ (Landen) [L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; JG 1b; N 70, 3; R 3, 36; AGV m 3; Wi 12; monogr.] I-12