e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q187a plaats=Heugem

Overzicht

Gevonden: 1828
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braken kotsen: kotse (Heugem), overgeven: euverge (Heugem) overgeven, vomeren [speuwe, spaven, kitse, kotse, kalve, kalvere] [N 10 (1961)] III-1-2
brandblaar brandblaar: brandbloar (Heugem) Een brandblaar. [DC 14 (1946)] III-1-2
branden branden: branǝ (Heugem) Na het krabben worden nog achtergebleven haren met brandend stro of een kaars of, moderner, met een (gas)brander verwijderd. [N 28, 25; N 28, 32] II-1
brandewijn jenever: zjəneevər (Heugem) brandewijn; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, snevel, franse) [N 80 (1980)] III-2-3
brandkast in de sacristie kluis: kluis (Heugem) De brandkast, kluis of safe, waarin de heilige vaten bewaard worden. [N 96A (1989)] III-3-3
brandnetel etel: itǝl (Heugem), -  ie:tel (Heugem) brandnetel (Urtica L.) [DC 13 (1945)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b] I-5, III-4-3
brasem brasem: Endepols  briesem (Heugem) Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)] III-4-2
bretel help: hēllepe (Heugem), hèlpe (Heugem) bretels, stel schouderbanden om de broek op te houden [N 23 (1964)] III-1-3
broeden, op eieren zitten broeden: brø̄i̯ǝ (Heugem) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedende kip op eieren kloek: kluk (Heugem) [N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.] I-12